ECLI:NL:RBDHA:2024:23003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
23_8590
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omzettingsvergunning voor onzelfstandige woonruimte in Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit Den Haag, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een omzettingsvergunning beoordeeld. De aanvraag werd op 1 mei 2023 afgewezen en het bezwaar daartegen werd op 10 november 2023 eveneens afgewezen. Eiseres had eerder, op 26 november 2018, een aanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat deze aanvraag niet geldig was omdat deze niet op de juiste wijze was ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een eerdere geldige aanvraag en dat het beroep op vergisrecht niet slaagt. Eiseres had op 23 januari 2023 een nieuwe aanvraag ingediend voor de omzetting van een zelfstandige woning naar onzelfstandige woonruimte, maar deze werd geweigerd omdat de woning al deel uitmaakte van de woningvoorraad en er geen nieuwe zelfstandige woning was gerealiseerd. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de dakopbouw verbonden is met de bestaande woning en dat er geen sprake is van een nieuwe woning. Eiseres doet ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden niet gelijk zijn aan eerdere gevallen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de door haar aangevraagde omzettingsvergunning.
1.1.
Met het primaire besluit van 1 mei 2023 is de aanvraag van eiseres afgewezen.
Met het bestreden besluit van 10 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 september 2024 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en [naam 3] (architect). Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Bij besluit van 13 augustus 2018 is naar aanleiding van de aanvraag van
30 april 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de woning [adres 1] te Den Haag (gelegen in de Stationsbuurt), alsmede het splitsen in vijf woningen. Daartegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.2.
Met het huisnummerbesluit van 13 augustus 2018 zijn de nummeraanduidingen [nummeraanduidingen] te [plaats] , overeenkomstig de bij dit besluit behorende situatietekening, met ingang van 13 augustus 2018 vastgesteld.
2.3.
Bij besluit van 14 augustus 2018 is [naam 4] in kennis gesteld van het huisnummerbesluit. De bestaande nummerindeling [adres 1] (1e en 2e etage, woonfunctie) krijgt de nieuwe nummerindeling (woonfunctie):
nr. [adres.] (1e etage voorzijde),
nr. [adres 3] (1e etage achterzijde)
nr. [adres 4] (2e en 3e etage voorzijde)
nr. [adres 5] (2e etage achterzijde rechts)
nr. [adres 6] (2e etage achterzijde links).
Daartegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
2.4.
Eiseres heeft op 23 januari 2023 een omzettingsvergunning aangevraagd voor [adres 2] , met de vermelding dat er 5 kamers zijn en er vier afzonderlijk bewoond of verhuurd worden.
2.5.
Met het bij het bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit is de gevraagde vergunning om de zelfstandige woning [adres 2] om te zetten in onzelfstandige woonruimte geweigerd. [1] Daartegen is beroep ingesteld.
Overwegingen
3. Eiseres stelt dat zij al eerder, namelijk op 26 november 2018 een aanvraag voor een omzettingsvergunning heeft ingediend, die niet op de juiste wijze is verwerkt door de gemeente. Zij heeft daarvan per mail een ontvangstbevestiging gekregen. Er is nooit een besluit gevolgd, maar volgens destijds geldend recht is door uitblijven van het besluit van rechtswege een vergunning verleend.
3.1.
Verweerder heeft aangegeven niet bekend te zijn met een aanvraag van
26 november 2018. Verweerder heeft toegelicht dat via het archief is achterhaald welke informatie ten tijde van de gestelde aanvraag op de website stond vermeld over het indienen van een aanvraag. Dit kon online met gebruik van een Digi-D, waarna de vergunningaanvraag automatisch in de daarvoor bestemde mailbox bij de gemeente terechtkomt. De aanvraag kon ook zonder Digi-D worden ingediend. Maar dan moet men het formulier invullen, opslaan en mailen, of uitprinten en per post versturen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het formulier dan zonder Digi-D is ingediend - en daarom niet automatisch is doorgeleid - en niet is gebleken dat het separaat is toegezonden, zodat geen sprake is van een geldige aanvraag. Uit de systemen blijkt wel dat in juli 2022 een aanvraag is ingediend, maar die aanvraag is op 13 juli 2022 is ingetrokken. Daarna is op
23 januari 2023 de onderhavige aanvraag ingediend.
3.2.
De rechtbank overweegt dat van de zijde van eiseres ter zitting is meegedeeld dat zij aanvragen om een (omzettings)vergunning reeds gedurende vijftien jaar via de e-mail hebben ingediend en dat het blijkbaar is veranderd, in die zin dat een Digi-D moet worden gebruikt. Hieruit kan reeds worden afgeleid dat eiseres destijds geen geldige aanvraag heeft ingediend voor een omzettingsvergunning. Het beroep van eiseres op vergisrecht slaagt niet, nu dit recht vooralsnog niet is verankerd in een wettelijke bepaling. De rechtbank stelt bovendien vast dat in de overgelegde ontvangstbevestiging een samenvatting van een aanvraag van 26 november 2018 is opgenomen, waarin een ander adres is vermeld, namelijk de [adres 7] te [plaats] , een ander pand van eiseres. Het is dan ook niet zonder meer aannemelijk te achten dat die aanvraag zag op de [adres 2] . Het standpunt van eiseres ter zitting, dat door het uitblijven van een besluit op de gestelde vergunningaanvraag van rechtswege een omzettingsvergunning is verleend, wordt niet gevolgd. De vergunningaanvraag van 23 januari 2023 is hier het uitgangspunt. De Huisvestingsverordening van 2023 geldt ten tijde van het bestreden besluit en is hier van toepassing, nu niet is gebleken dat de Huisvestingsverordening 2019 voor eiseres gunstiger is.
4. Eiseres heeft aangevoerd dat de gerealiseerde woning in de dakopbouw, waarin zich onzelfstandige woningen bevinden, nooit onderdeel is geworden van de woningvoorraad. Er is bovenop de bestaande woning een nieuwe verdieping gerealiseerd, die nooit eerder aanwezig was en daar is een woning gerealiseerd waarin zich alleen onzelfstandige woonruimten bevinden. De bestaande opstal is gesplitst in vier zelfstandige appartementen en er mocht bovenop de bestaande opstal een nieuw appartement worden gebouwd met een eigen huisnummer. [2] Eiseres heeft ter zitting een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2024 [3] , waaruit volgens haar volgt dat bij een nieuw gerealiseerde woning die nooit als woonruimte heeft bestaan en bedoeld is voor kamerverhuur, geen omzettingsvergunning nodig is.
4.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een
nieuwe (zelfstandige) woning op de derde verdieping. Het bestaande pand is één woning, die als zelfstandige woonruimte deel uitmaakt van de woningvoorraad. Een zelfstandige woonruimte is een woonruimte is met een eigen toegang, die kan worden bewoond zonder wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Ook wanneer de zelfstandige woonruimte wordt gebruikt door meer dan één huishouden, waardoor het gebruik onzelfstandig wordt, is sprake van een zelfstandige woonruimte. Deze zelfstandige woonruimte wordt achter de voordeur opgedeeld in onzelfstandige delen, maar blijft als bouwwerk een zelfstandige woonruimte met een eigen toegang waarachter de wezenlijke voorzieningen liggen. De dakopbouw vormt tezamen met een gedeelte van de op de tekeningen aangegeven 2e verdieping één zelfstandige woning. Dit is dan ook geen nieuwe woning, maar een uitbreiding van de reeds bestaande woning.
4.2.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de opbouw op de 3e etage (de dakopbouw) is verbonden met de 2e etage. Er zijn onzelfstandige woonruimten op beide etages en alle bewoners van de 3e etage maken gebruik van de keuken op de 2e etage. De rechtbank overweegt dat in de aan eiseres verleende omgevingsvergunning (zie bij 2.1.) wordt uitgegaan van verbouwing van de woning en het splitsen daarvan. Daarbij zijn de bouwtekeningen betrokken. Voorts is gewezen op de begripsbepaling in het bestemmingsplan dat een dakopbouw een onzelfstandige vergroting van een gebouw is, welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar rechtmatig gevestigde functie en daarvan deel uitmaakt. [4] Het komt er in dit geval op neer dat de dakopbouw verbonden is en deel uitmaakt van het betreffende deel van de tweede etage, waarmee deze tezamen een zelfstandige woning vormen. Uit het huisnummerbesluit volgt voorts dat de [adres 2] de tweede en derde etage aan de voorzijde beslaat en niet alleen de dakopbouw op de derde etage. De woning aan de [adres 2] behoorde tot de woningvoorraad en dat is niet gewijzigd. Er is dan ook geen sprake is van een nieuwe zelfstandige woning (alleen) op de derde verdieping. De rechtbank is van oordeel dat, indien eiseres meent dat de omgevingsvergunning op dit punt anders had moeten luiden, het aanwenden van rechtsmiddelen tegen die vergunning de aangewezen weg zou zijn geweest.
4.3.
Eiseres heeft verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2024, in het kader van de vraag of in het geheel geen omzettingsvergunning nodig is dan met een beroep op het gelijkheidsbeginsel, wordt het volgende overwogen. In bedoelde zaak was al eerder een omzettingsvergunning verleend, waarna omzetting van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte heeft plaatsgevonden. Er was niet langer sprake van zelfstandige woonruimte die deel uitmaakte van de woningvoorraad. Daarna is een extra bovenverdieping gerealiseerd, die nooit in gebruik is geweest als zelfstandige woonruimte. Daarom was in die zaak geen nieuwe omzettingsvergunning nodig. Uit die uitspraak volgt niet zonder meer dat een omzettingsvergunning in het geheel niet nodig is. Voor zover hier ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt beoogd, is geen sprake van gelijke gevallen. Er is in het onderhavige geval niet eerder een omzettingsvergunning verleend en de omstandigheden zijn niet hetzelfde. Deze grond slaagt niet.
5. Eiseres doet een beroep op het overgangsrecht voor in ieder geval drie van de vier woningen. De in 2018 gerealiseerde situatie heeft sindsdien als zodanig bestaan en is zo in gebruik geweest. Eiseres stelt dit met huurcontracten te hebben onderbouwd.
5.1.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de door eiseres overgelegde huurovereenkomsten is gebleken dat vier huurovereenkomsten zijn ingegaan met ingang van 1 augustus 2019. Op grond van het destijds geldende artikel 35, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2015-2019 was het verboden om zonder vergunning zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten voor meer dan drie personen. De woning was dus destijds al omgezet naar onzelfstandige woonruimte voor meer dan drie personen. De overgangsregeling is enkel van toepassing op woningen waar kamerbewoning op basis van het oude beleid legaal zonder omzettingsvergunning plaatsvindt. Voor die gevallen zal geen omzettingsvergunning verplicht zijn, zolang de kamerbewoning in dezelfde hoedanigheid wordt voortgezet. De omzetting was in dit geval illegaal. Daarom is de overgangsregeling als bedoeld in paragraaf 1.5. van de Nota voorraadbeleid 2021 [5] niet van toepassing. Voorts is de kamerbewoning ook niet in dezelfde hoedanigheid voortgezet na 1 juni 2021.
5.2.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder. Eiseres heeft de door verweerder vastgestelde feiten ook niet betwist. Uit de door verweerder genoemde overgangsregeling kan niet worden afgeleid dat de door eiseres voorgestane gedeeltelijke toepassing van het overgangsrecht mogelijk is.
6. Eiseres verwijst ten slotte naar omzettingsvergunningen die zijn verleend voor vergelijkbare bouwplannen en gebruik op de adressen [adres 9] , [adres 10] respectievelijk [adres 11] , alle te den Haag. Zij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
6.1.
Verweerder heeft toegelicht dat voor de [adres 9] op 25 april 2016 een vergunning is gevraagd voor het omzetten van de zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte voor vijf bewoners. De omzettingsvergunning is verleend bij besluit van
31 mei 2016. Voor de [adres 12] is op 19 juli 2018 een omgevingsvergunning verleend. Ten tijde van het bestreden besluit was er geen aanvraag ingediend voor een omzettingsvergunning. Voor de Weteringkade 126 is de aanvraag voor de omzettingsvergunning op 20 maart 2019 ingediend. Op dat moment gold de Huisvestingsverordening 2015-2016 en deze is, mede gelet op het overgangsrecht in de Huisvestingsverordening 2019, toegepast bij het beoordelen van die aanvraag. Op grond van deze regelgeving was er meer ruimte voor het verlenen van dit soort vergunningen. De vergunning is dan ook aangevraagd en verleend onder een ander regime en er is geen sprake van een gelijk geval.
6.2.
De rechtbank overweegt dat eiseres haar beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gebaseerd op de indeling van de betreffende woningen, die volgens haar hetzelfde zijn als bij de [adres 2] . Het gaat ook om woningen die verbonden zijn met de onderste laag. De rechtbank is van oordeel dat zowel bij de [adres 8] als de Weteringkade 126 een andere Huisvestingsverordening van toepassing was met gunstigere bepalingen, waardoor geen sprake is van gelijke gevallen. Voor de Pletterijstraat 105 is geen omzettingsvergunning gevraagd en verleend, dus ook hier is geen sprake van gelijke gevallen. Daaraan kan niet afdoen dat mogelijk sprake is van een gelijke indeling van de betreffende woningen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5:1, eerste lid, en artikel 5:2, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023, de Nota voorraadbeleid (RIS313365, die is opgenomen in de Woonvisie Den Haag 2022)
2.Reactie van eiseres van 18 augustus 2023 op het verweerschrift in bezwaar.
3.Uitspraak van deze rechtbank van 4 september 2024, reg.nr. SGR 23/6657 (ECLI:NL:RBDHA:2024:15570).
4.Bestemmingsplan Rivierenbuurt 2013 van de gemeente ’s-Gravenhage, bijbehorende regels artikel 1.39 begrip dakopbouw. Dit bestemmingsplan is te raadplegen op de website van het Omgevingsloket.
5.De Nota voorraadbeleid den Haag 2021 (RIS311091) is te raadplegen op de website van de gemeente Den Haag, bij raadsinformatie.