ECLI:NL:RBDHA:2024:23052
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake visum kort verblijf
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 augustus 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.E.J.M. Bartels, heeft een beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank overweegt dat een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen en dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, aangezien de minister pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 437,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener en de wegingsfactor voor de aard van de zaak. Daarnaast is de minister verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.