ECLI:NL:RBDHA:2024:23053
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een procedure waarin eiser, een Turkse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. Eiser had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gedaan, welke was afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep tegen deze afwijzing werd op 4 maart 2021 ongegrond verklaard, maar het hoger beroep daartegen werd op 28 april 2022 gegrond verklaard, wat leidde tot terugverwijzing naar de rechtbank. Eiser heeft vervolgens meerdere aanvragen ingediend, waarvan de tweede en derde ook zijn afgewezen. Op 11 april 2023 werd de eerste asielaanvraag van eiser ingewilligd, wat leidde tot de intrekking van de beroepen en het verzoek om voorlopige voorziening in de procedures over de tweede en derde asielaanvraag. Eiser verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat hij meende dat de afwijzingen onrechtmatig waren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen recht op proceskostenvergoeding bestond, omdat verweerder niet tegemoet was gekomen aan de beroepen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de inwilliging van de eerste asielaanvraag niet betekende dat de afwijzingen van de tweede en derde aanvragen onrechtmatig waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 juni 2024, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.