ECLI:NL:RBDHA:2024:23097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 6 augustus 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser stelde dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting was en dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in het verkrijgen van een laissez passer van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft echter overwogen dat de minister regelmatig contact heeft gehad met de Marokkaanse autoriteiten en dat de uitzetting afhankelijk is van hun werkwijze. Eiser heeft niet aangetoond dat hij voldoende medewerking heeft verleend aan zijn uitzetting, en de rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48963
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

De minister heeft op 6 augustus 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1981] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 oktober 2024 (in de zaak NL24.40787) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is en dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Het laisser-passerverzoek bij de Marokkaanse autoriteiten heeft tot op heden niet geleid tot afgifte van een laissez passer (lp) en de rappels zijn onbeantwoord gebleven. Gelet op de uiterste inspanning die de minister behoort te betrachten, had de minister het niet daarbij behoren te laten.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt. De minister rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 5 december 2024. De rechtbank overweegt verder op dat de minister voor de afgifte van een lp afhankelijk is van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten en daar in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser kon worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen had verricht. Verder geldt onverminderd dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aangetoond dat hij hieraan afdoende invulling heeft gegeven. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser enkel heeft gesteld dat er op zijn verzoek een onderzoek naar zijn identiteit zou lopen in Marokko. Eiser heeft dit niet onderbouwd. Verder voert de minister met regelmaat vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 4 december 2024. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is of dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.