ECLI:NL:RBDHA:2024:23105

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die op 20 september 2024 aan de eiser, een Algerijnse vreemdeling, is opgelegd. De maatregel is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 4 oktober 2024, al de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van dat onderzoek op 30 september 2024 rechtmatig was. De minister van Asiel en Migratie heeft de rechtbank op 11 december 2024 geïnformeerd over de voortduring van de maatregel en een voortgangsrapportage overgelegd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 december 2024 gesloten en bepaald dat een zitting niet nodig was.

De eiser heeft gesteld dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en geboren is in 2000. De rechtbank overweegt dat de minister regelmatig contact heeft met de Algerijnse autoriteiten over de afgifte van een laissez-passer (lp) voor de uitzetting van de eiser. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft aangetoond dat er geen lichter middel kan worden toegepast en dat het risico op onttrekking aanwezig blijft. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek niet onrechtmatig was en dat de voortduring van de maatregel nog steeds rechtmatig is. Daarom wordt het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49435
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

De minister heeft op 20 september 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van deze zittingsplaats van 4 oktober 2024 (in de zaak NL24.36862) volgt dat de bewaring tot het moment van sluiten van dat onderzoek op 30 september 2024 rechtmatig was.
De minister heeft de rechtbank op 11 december 2024 door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd.
Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep, alsmede een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft op de kennisgeving een reactie gegeven. Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 december 2024 gesloten en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser zegt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Zicht op uitzetting en voortvarendheid
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten loopt. De minister rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 5 december 2024. De rechtbank overweegt verder op dat de minister voor de afgifte van een lp afhankelijk is van de werkwijze van de Algerijnse autoriteiten en daar in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten bijna drie maanden duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu deze autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken ten behoeve van eisers uitzetting. Verder heeft de minister regelmatig een vertrekgesprek gevoerd met eiser, laatstelijk op 19 november 2024.

Lichter middel/belangenafweging

4. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel blijkt dat het risico op onttrekking onverminderd aanwezig is. Er zijn geen feiten of omstandigheden die – gelet op de duur van deze bewaring – voor de minister aanleiding hadden moeten zijn
de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht die maken dat de voortduring van de maatregel thans disproportioneel moet worden geacht.
Ambtshalve toetsing
5. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om een schadevergoeding toe te kennen of een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.