ECLI:NL:RBDHA:2024:23106

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van Algerijnse vreemdeling en voortgangsrapportage van de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een enkelvoudige kamer over de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 30 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De vreemdeling stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de minister voldoende voortvarend handelt en dat er geen aanwijzingen zijn dat de Algerijnse autoriteiten geen laissez passer zullen verstrekken. De rechtbank heeft eerder al de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De beroepsgronden van de vreemdeling zijn afgewezen, en het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 december 2024, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49759
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

De minister heeft op 30 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser zegt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 15 november 2024 (in de zaak NL24.42925) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting en dat er geen zicht bestond op uitzetting binnen een redelijke binnen de ter beoordeling liggende periode. Hij voert daartoe aan dat sinds de aanvraag voor een laissez passer (lp) er geen reactie is gekomen van de Algerijnse autoriteiten.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten loopt. De minister rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp, laatstelijk op 5 december 2024. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken ten behoeve van eisers uitzetting. Verder voert de minister met regelmaat vertrekgesprekken met eiser, laatstelijk op 26 november 2024. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op uitzetting is of dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.