ECLI:NL:RBDHA:2024:23114

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/1779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen noodbevel van de burgemeester van Den Haag inzake demonstratie met tractoren

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Stichting Farmers Defence Force tegen het noodbevel van de burgemeester van Den Haag, dat op 29 juni 2023 werd afgegeven vanwege ernstige vrees voor wanordelijkheden tijdens een aangekondigde demonstratie. De burgemeester had op basis van artikel 175 van de Gemeentewet het noodbevel uitgevaardigd, omdat er geen kennisgeving was gedaan voor de demonstratie en er onduidelijkheid bestond over het aantal deelnemers en de aard van de actie. De rechtbank heeft op 21 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de burgemeester in redelijkheid kon oordelen dat er ernstige vrees voor wanordelijkheden bestond, gezien eerdere ervaringen met demonstraties en de onduidelijkheid rondom de actie. De rechtbank oordeelt dat het noodbevel proportioneel was, ondanks dat er geen einddatum in het bevel was opgenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Farmers Defence Force, uit Nes, eiseres

(gemachtigde: M.V. Hazekamp),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. B.S. Jaasma en mr. J.V. de Kort).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het noodbevel van 29 juni 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 7 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij het noodbevel gebleven.
1.2.
Bij beslissing van 2 juli 2024 heeft de geheimhoudingskamer het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming toegewezen. [1] Op 29 oktober 2024 heeft eiseres per brief laten weten geen toestemming te verlenen om de onder geheimhouding ingebrachte stukken bij de beoordeling te betrekken.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de heer mr. S. El Boustati en mr. B.S. Jaasma, de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 26 juni 2023 is via de media een oproep gedaan om op 29 juni 2023 met tractoren en zware voertuigen naar Den Haag te komen om te demonstreren. Op die dag vond een Kamerdebat plaats naar aanleiding de gestrande onderhandelingen over het Landbouwakkoord. Voorafgaand aan de demonstratie is niet de vereiste kennisgeving gedaan. [2] Vroeg in de ochtend van 29 juni 2023 werd naar aanleiding van drie op de Brouwersgracht geparkeerde tractoren om 07:12 uur besloten om een noodbevel af te geven.
Daarmee heeft verweerder bevolen dat:
“Personen die zich buiten Den Haag bevinden en die zich door hun vervoermiddelen, meegevoerde voorwerpen, uitingen en gedragingen manifesteren als personen die met een tractor of zwaar materieel actie willen voeren in Den Haag zich met hun voertuig uit Den haag verwijderd dienen te houden of indien zij zich al in Den Haag bevinden, zich terstond dienen te verwijderen of zich te verplaatsen naar een door de politie aan te wijzen locatie.”
2.1.
Om 10:22 uur is vervolgens alsnog een kennisgeving van een aanstaande demonstratie gedaan. Daarin is aangegeven dat er naar verwachting 10.000 deelnemers vanaf 10.30 uur werden verwacht op de Bezuidenhoutseweg en dat er gebruik zou worden gemaakt van landbouwtrekkers en andere voertuigen. Door de locoburgemeester is vervolgens het Malieveld aangewezen als demonstratielocatie, waarbij geen gebruik mocht worden gemaakt van tractoren. Dit heeft geen gevolgen gehad voor het uitgevaardigde noodbevel, dat bleef van kracht.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Uit eerdere ervaringen met verweerder is gebleken dat er geen goed overleg mogelijk is. Eiseres heeft daarom in eerste instantie afgezien van het doen van een kennisgeving voor de actie op 29 juni 2023. Desalniettemin raakte verweerder uiteindelijk op de hoogte van de beoogde demonstratie, en hij had dit dan ook moeten faciliteren. Het noodbevel is onrechtmatig opgelegd, en in strijd met het recht op vrijheid van vreedzame betoging. Van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden was namelijk geen sprake. Bovendien was het noodbevel niet noodzakelijk omdat had kunnen worden volstaan met een minder zwaar middel, en ook niet proportioneel omdat er geen eindtijd in was opgenomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?Ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden
4. Verweerder kan in het geval van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden alle bevelen geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. [3] Daarbij heeft de burgemeester beoordelingsruimte, zodat de rechtbank slechts terughoudend kan toetsen. [4] Zij zal daarom de vraag moeten beantwoorden of verweerder in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij die toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die verweerder op dat moment ter beschikking kon staan. [5]
4.1.
Drie dagen voorafgaand aan de bewuste dag is via verschillende media opgeroepen om op 29 juni 2023 met zoveel mogelijk tractoren naar Den Haag te komen. Daarvan is bewust geen kennisgeving gedaan bij verweerder. In mailcontact heeft één van de voormannen van eiseres laten weten alleen een kennisgeving te doen als verweerder een persverklaring zou afgeven dat tractoren niet verboden werden. Verdere pogingen van verweerder om met de organisator(en) in contact te treden liepen op niets uit. Op de ochtend zelf was er nog steeds veel onduidelijkheid met betrekking tot de aangekondigde actie. Zo was onbekend hoeveel mensen, tractoren en ander zwaar materieel er konden worden verwacht, waar de demonstratie zou plaatsvinden, en hoe de actie zelf zou worden vormgegeven. Ook was er geen aanspreekpunt bekend, waar mee overlegd kon worden over hoe de demonstratie gefaciliteerd kon worden en om eventuele afspraken mee te maken. Het was daarom volgens verweerder niet mogelijk om een goede inschatting te maken van wat er zich die dag in Den Haag zou gaan afspelen. In het licht van de oproepen in de media en het feit dat er om 7:00 uur al tractoren waren geparkeerd op de Brouwersgracht en er tractoren waren gesignaleerd op de snelweg richting Den Haag, was er voldoende aanleiding om te verwachten dat er veel tractoren of andere zware landbouwvoertuigen konden worden verwacht. Bij eerdere acties van verweerder waren ook veel zware (landbouw)voertuigen naar Den Haag gekomen en heeft dit geleid tot ernstige verkeershinder, onveilige verkeerssituaties, wanordelijkheden en schade. [6] Gelet op deze ervaringen en de opstelling van de actievoerders en de onvoorspelbaarheid van de acties, bestond bij verweerder daarom op 29 juni 2023 om 7:12 uur de ernstige vrees dat de aangekondigde actie opnieuw ernstige wanordelijkheden met zich zou brengen, waarbij gevaar voor de openbare orde en de verkeersveiligheid zou ontstaan, zoals verkeersopstoppingen waarbij de aanrijdroutes van de hulpdiensten zouden worden geblokkeerd en gevaarlijke situaties voor andere verkeersdeelnemers. Toen duidelijk werd dat personen in tractoren onderweg waren naar Den Haag en er drie tractoren geparkeerd werden aangetroffen op de Brouwersgracht, heeft verweerder besloten om het noodbevel af te geven.
4.2.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerder op basis van de informatie die hem op dat moment ter beschikking kon staan, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat er ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden bestond. Hij was daarom bevoegd om het noodbevel af te geven. Dat verweerder alleen bevoegd zou zijn om een noodbevel op te leggen als vrees bestaat voor openlijke geweldpleging, gewapend verzet of haatzaaien, zoals eiseres stelt, volgt de rechtbank niet. [7] Subsidiariteit en proportionaliteit
5. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 175 van de Gemeentewet kan verder worden afgeleid dat verweerder bij het geven van bevelen altijd de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moet nemen. Het beginsel van de subsidiariteit houdt in dat het geven van een noodbevel pas aan de orde is wanneer gewone middelen niet voorhanden of toereikend zijn. Het beginsel van de proportionaliteit houdt in dat de genomen maatregelen niet ingrijpender mogen zijn dan in de gegeven situatie is vereist om de openbare orde te handhaven of het gevaar te beperken. [8]
Subsidiariteit
5.1.
Verweerder heeft uitgelegd waarom volgens hem het opleggen van een noodbevel noodzakelijk was. Omdat er van tevoren zo weinig duidelijk was over het hoe, wat en waar van de actie, lag het opleggen van beperkingen op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) niet voor de hand. Temeer nu er geen duidelijke organisator was waar de afspraken mee gemaakt konden worden. Door deze onduidelijkheden heeft verweerder het tegengaan van de gevreesde wanordelijkheden op dat moment verkozen boven het reguleren van een eventuele demonstratie. Daar heeft verweerder ook bij betrokken dat uit ervaringen in het verleden is gebleken dat beperkingen op grond van de Wom niet het gewenste effect hadden. Op 11 maart 2023 was een boerenprotest gepland waaraan op 7 maart 2023 beperkingen door verweerder zijn opgelegd op grond van de Wom. De opgelegde beperkingen bleken ontoereikend, waardoor alsnog een noodbevel is afgegeven met dezelfde strekking als in dit beroep voorligt. Mede gelet op de acute situatie in de ochtend van 29 juni 2023 en het feit dat een noodbevel een ad hoc karakter heeft en is gericht op een direct feitelijk resultaat in een concreet geval, heeft verweerder in redelijkheid kunnen overgaan tot het uitvaardigen van een noodbevel. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet met een minder zwaar middel kon worden volstaan.
Proportionaliteit
5.4.
Van schending van het recht op vrijheid van vergadering en vereniging [9] is de rechtbank niet gebleken. Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, komt het recht op demonstratie minder bescherming toe in de zin van artikel 11 EVRM, indien er sprake is van een ernstige ‘disruption to ordinairy life’. Nu sprake was van ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden wat gezien kan worden als ernstige ‘disruption to ordinairy life’ was een inbreuk op het demonstratierecht gerechtvaardigd. Zeker nu er nog steeds een mogelijkheid was om te demonstreren, zij het zonder tractoren en ander zwaar materieel. Uit de rechtspraak van het EHRM [10] volgt dat demonstreren en blokkeren met landbouwvoertuigen niet tot de kern van de demonstratievrijheid behoort. Het weren van landbouwvoertuigen bij een demonstratie is dan ook eerder gerechtvaardigd dan beperkingen die zien op de kern van het demonstratierecht. Nu verweerder met het noodbevel enkel beperkingen heeft opgelegd met betrekking tot het gebruik maken van landbouwvoertuigen, is volgens de rechtbank sprake van een gerechtvaardigde inbreuk op de vrijheid van betoging.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat in het noodbevel niet expliciet een einddatum is opgenomen. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de bewoording van het noodbevel, bezien in de context waarin het is opgelegd kan worden afgeleid dat dit enkel geldig was op 29 juni 2023. Immers, in het noodbevel wordt verwezen naar de oproep om op 29 juni met zoveel mogelijk tractoren naar de Tweede Kamer te komen. Nu het bevel is afgegeven op
29 juni 2023 om 7:12 uur naar aanleiding van deze oproep, en een nadere tijdsaanduiding niet mogelijk was vanwege de onduidelijkheid over de demonstratie, acht de rechtbank dat het bestreden besluit voldoende is bepaald. Gelet op de betrokkenheid van eiseres bij de actie, had dit voor eiseres ook zonder meer duidelijk moeten zijn. Bovendien wijst niets erop dat het noodbevel na 29 juni 2023 nog steeds in werking was. Het noodbevel ging dan ook niet verder dan strikt noodzakelijk en is volgens de rechtbank dan ook proportioneel.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank verklaart beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
6.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Als bedoeld in artikel 2:3 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag.
3.Artikel 175 van de Gemeentewet (Gemw).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2820.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5898.
6.Op 1 oktober 2019, 16 oktober 2019, 19 februari 2020, 7 juli 2021, 28 juni 2022, 20 september 2022 en 11 maart 2023, waarbij 300 tractoren/zware voertuigen het Binnenhof blokkeerden.
7.Vergelijk bijvoorbeeld met de uitspraak van de Afdeling, van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4275.
8.Kamerstukken I, 1990/91, 19403, nr. 64b, pag. 16 en 17.
9.artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
10.Zie het arrest van 15 oktober 2015, Kudrevičius e.a. tegen Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2015:1015JUD003755305, punten 97 en 170.