Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2024 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
[derde-partij], te [woonplaats], vergunninghouder
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een watervergunning die is verleend aan een vergunninghouder door het Hoogheemraadschap van Delfland. Eiseres, die naast de vergunninghouder woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat zij vreest dat de afgraving op het perceel van de vergunninghouder negatieve gevolgen zal hebben voor haar perceel en de zonering van het waterstaatswerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een vergunning heeft aangevraagd voor het dempen van een klein stuk water en het afgraven van grond ter compensatie. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de onjuiste bekendmaking van de vergunning en de gevolgen voor de zonering, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de watervergunning op juiste wijze is verleend en dat de zorgen van eiseres over de zonering niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Waterwet en de relevante beleidsregels in het kader van de vergunningverlening.