In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)- principe. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om beroepen tegen het niet tijdig beslissen aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen. Eiser heeft op 14 december 2023 zijn aanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze aanvraag pas op 17 januari 2024 ontvangen. De rechtbank gaat uit van de datum van de aanvraag voor de start van de beslistermijn, die 90 dagen bedraagt. Eiser heeft verweerder op 3 juli 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is verklaard.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Indien verweerder binnen die termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed.