ECLI:NL:RBDHA:2024:23153
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 was opgelegd. De eiser, van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot de uitzetting van de eiser. Na het intern doorsturen van de aanvraag voor een laissez-passer heeft de verweerder 18 dagen gewacht met het doorsturen van de aanvraag naar de Algerijnse autoriteiten, wat door de rechtbank werd gekwalificeerd als een tekortkoming in de voortvarendheid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de maatregel van bewaring opgeheven met ingang van 13 augustus 2024. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000,- aan de eiser, alsook tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.