Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in augustus 2023 vanwege zijn biseksuele geaardheid is gearresteerd en vervolgens acht maanden in detentie heeft gezeten. Eiser riskeert te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar vanwege zijn biseksuele gerichtheid, omdat homoseksualiteit strafbaar is in Tanzania. Eiser is in mei 2024 na een schorsing vrijgelaten maar de rechtszaak loopt nog steeds. Eiser is uit Tanzania vertrokken nadat zijn huis in brand werd gestoken en een arrestatiebevel door de Tanzaniaanse autoriteiten was uitgevaardigd omdat hij niet had voldaan aan zijn meldplicht bij de rechtbank. Eiser heeft vervolgens het land verlaten. Eiser vreest bij terugkeer vermoord te worden of een gevangenisstraf van 30 jaar opgelegd te krijgen.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- biseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen.
4. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers biseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen worden niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zinen hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers biseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. In het bestreden besluit is niet geduid waarom eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn liefdesgevoelens nu niet is uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld. Ook is verweerder in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan op hetgeen eiser heeft gesteld ten aanzien van zijn relatie met [naam] . Verweerder stelt verder ten onrechte dat eiser onvoldoende kennis heeft van de LHBTI-situatie in Tanzania. Verweerder kan namelijk niet van eiser verlangen dat hij het exacte wetsartikel benoemd op grond waarvan hij wordt vervolgd. Verweerder komt ook ten onrechte tot de conclusie dat eiser onvoldoende heeft verklaard over de LHBTI-situatie in Canada nu eiser hier wel degelijk voldoende over heeft verklaard.
6. Voor het eerst tijdens de zitting van 5 december 2024 heeft de gemachtigde van eiser ook nog het volgende aangevoerd. In het aanvullende besluit is opgenomen dat ten aanzien van het door eiser in beroep ingebrachte politiedocument, rechtbankdocument en arrestatiebevel, een neutraal advies is afgegeven omdat de echtheid van de documenten niet kan worden vastgesteld maar verweerder heeft daarbij ten onrechte niet het onderzoeksrapport van BDoc, de zogenaamde ‘verklaring van onderzoek’, gedeeld met eiser. Verweerder had dit document kenbaar moeten maken omdat een onderzoeksrapport van BDoc een deskundigenrapport betreft. Er is daarom sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte gesteld dat eiser zijn asielrelaas onvoldoende heeft onderbouwd met originele documenten waardoor ten onrechte is getoetst aan het voordeel van de twijfel.Eiser heeft namelijk originele documenten ingebracht die zijn relaas onderbouwen en niet is gebleken dat deze documenten niet authentiek zijn. Ook in dat kader is van belang dat verweerder de onderzoeksresultaten met eiser deelt zodat hij kan controleren of hem kan worden toegerekend dat de echtheid van de documenten niet kan worden vastgesteld. Verder heeft verweerder bij de beoordeling van eisers verklaringen ten aanzien van zijn biseksuele geaardheid onvoldoende rekening gehouden met zijn referentiekader. Door zijn persoonlijkheid en achtergrond heeft eiser niet de capaciteit om te verklaren over zijn gevoelens in de mate die verweerder wenst. Daarnaast kan verweerder niet tegenwerpen dat de bewijswaarde van de door eiser overgelegde documenten sterk wordt verminderd door de omstandigheid dat eiser het land legaal het heeft verlaten. Verweerder stelt ten onrechte dat dit niet rijmt met eisers stelling dat hij gezocht wordt door de Tanzaniaanse autoriteiten. Gegevens worden in de Tanzaniaanse systemen niet zo snel verwerkt als in Nederland. Bovendien had eiser geen keuze dan te vluchten per vliegtuig nu hij op het eiland Zanzibar verbleef.
7. In reactie op de verklaring van onderzoek die door verweerder is ingebracht na heropening van het onderzoek heeft eiser nog het volgende aangevoerd. Volgens eiser heeft verweerder de rechtbank tijdens de zitting van 5 december 2024 onjuist voorgelicht. Verweerder stelde namelijk ter zitting dat de verklaring van onderzoek van BDoc niet bestond en niet overgelegd kon worden. Eiser verzoekt de rechtbank om hier consequenties aan te verbinden. Verder mag de omstandigheid dat verweerder onvoldoende referentiemateriaal heeft, niet in het nadeel van eiser werken. Omdat uit de verklaring van onderzoek volgt dat geen onregelmatigheden zijn gevonden, moet van de authenticiteit van de overgelegde documenten worden uitgegaan. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte alle bewijskracht ontzegd aan deze overgelegde documenten. Eiser verwijst in dit verband naar het arrest L.H., een uitspraak van de hoogste bestuursrechtervan 5 april 2023en een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 4 oktober 2024.Tot slot, heeft verweerder niet voldaan aan zijn vergewisplicht omdat tijdens de zitting van 5 december 2024 is gebleken dat verweerder niet op de hoogte was van de verklaring van onderzoek.
Wat vindt verweerder in beroep?
8. Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Daarnaast voert verweerder aan dat de rechtbank de gronden die de gemachtigde van eiser tijdens de zitting van 5 december 2024 naar voren heeft gebracht buiten beschouwing dient te laten vanwege strijd met de goede procesorde.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. Het beroep is ongegrond. Dit oordeel zal de rechtbank hieronder uitleggen aan de hand van de aangevoerde gronden. Daarbij wordt voorop gesteld dat de rechtbank niet met eiser eens is dat zij tijdens de zitting van 5 december 2024 onjuist is voorgelicht door verweerder. De rechtbank heeft de gemachtigde van verweerder zo begrepen dat zij niet zeker wist of zij de verklaring van onderzoek nog zou kunnen laten opmaken maar dat zij de verklaring zou opvragen als de rechtbank hier opdracht toe zou geven. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder dit ook gedaan.
Strijd met de goede procesorde
10. De rechtbank vindt het begrijpelijk dat verweerder het niet prettig vindt dat de gemachtigde van eiser pas tijdens de zitting uitvoerige beroepsgronden heeft aangevoerd. De rechtbank zal deze aanvullende gronden echter niet buiten beschouwing laten wegens strijd met de goede procesorde, omdat is gebleken dat verweerder tijdens de zitting inhoudelijk heeft kunnen reageren op alle gronden. Aan het einde van de zitting, heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd niet toegelicht op welke punten zij nog een nadere reactie had willen geven. Mede in het licht dat sprake is van een asielzaak, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze aanvullende gronden buiten beschouwing te laten.
Zorgvuldigheid
10. De gemachtigde van eiser heeft zich eerst ter zitting op het standpunt gesteld dat de verklaring van onderzoek van BDoc aan het dossier had moeten worden toegevoegd. De rechtbank is het met de gemachtigde van eiser eens dat het de voorkeur geniet dat deze verklaring aan het dossier wordt toegevoegd, zodat kan worden geverifieerd wat de conclusie van BDoc is ten aanzien van de onderzochte documenten. Zoals door verweerder echter is toegelicht, wordt de verklaring van onderzoek enkel standaard opgesteld als een document negatief wordt beoordeeld, maar deze kan alsnog worden verstrekt als daarom wordt gevraagd. Dat is in dit geval ook gebeurd. Nu uit de verklaring van onderzoek geen andere conclusies volgen dan de conclusies die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om een gebrek in de besluitvorming aan te nemen. In dit verband acht de rechtbank van belang dat de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft laten zien dat zij de registratie in INDIGO, het interne digitale systeem van de IND, heeft geraadpleegd en dat hierin per document de eindconclusie van BDoc stond weergegeven. Tegen deze achtergrond zijn er onvoldoende aanknopingspunten om te concluderen dat verweerder zich niet aan de vergewisplicht heeft voldaan.
Biseksuele geaardheid en daaruit voortvloeiende problemen
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers biseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig zijn. Daarbij heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser dit asielmotief onvoldoende heeft onderbouwd met objectieve bewijsstukken. Zoals eerder overwogen heeft eiser weliswaar de drie eerder genoemde originele documenten overgelegd, maar uit het onderzoek van BDoc is gebleken dat deze documenten niet op echtheid kunnen worden beoordeeld. Uit de Werkinstructie (WI) 2024/6 volgt dat een asielmotief pas voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken als er sprake is van objectieve documenten die authentiek zijn en waarvan de echtheid kan worden vastgesteld. Daar is in dit geval geen sprake van. Of aan eiser kan worden toegerekend dat de documenten niet op echtheid kunnen worden onderzocht is dus – anders dan door de gemachtigde van eiser is betoogd – niet van belang. Verweerder heeft daarom aan de overgelegde documenten niet de waarde hoeven hechten die eiser wenst.
13. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet het voordeel van de twijfel wordt gegund. In dat kader heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser oppervlakkig en onpersoonlijk heeft verklaard over het moment waarop hij zich realiseerde dat hij op mannen viel. Verweerder heeft kunnen stellen dat eiser met de enkele verklaring dat hij vanaf zijn tweede relatie besefte dat relaties met mannen leuk of lekker waren, onvoldoende inzicht heeft geboden. Verweerder mag dit wel van eiser verwachten nu eiser heeft verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat homoseksuele relaties in Tanzania niet zijn toegestaan. Daarnaast heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser oppervlakkig en summier heeft verklaard over de gevoelens voor zijn klasgenoot en over zijn relatie met [naam] . Over zijn klasgenoot heeft eiser verklaard dat hij hem leuk vond omdat hij seks met hem had en omdat het een slimme jongen was. Nu eiser heeft verklaard dat hij verliefd was op zijn klasgenoot mag verweerder verwachten dat eiser hier meer over zou kunnen verklaren. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn relatie met [naam] . Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser met de verklaringen dat hij van [naam] hield omdat [naam] van hem hield en hem accepteerde en dat hij stabiel en sympathiek was, onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij specifiek op [naam] verliefd was. Verweerder heeft daarnaast mogen tegenwerpen dat eiser over wat hij en [naam] samen deden alleen heeft geantwoord dat zij tien jaar lang contact hebben gehouden. Ook hierover had eiser meer kunnen verklaren nu hij stelt tien jaar lang een relatie te hebben gehad met [naam] . Alleen al gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat eisers verklaringen over zijn biseksuele geaardheid geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De gronden die eiser tegen deze conclusie van verweerder heeft gericht, slagen niet. In de overgelegde documenten heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om eisers biseksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen alsnog aannemelijk te achten. Dat licht de rechtbank hierna toe.
14. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiser summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn liefdesgevoelens voor zijn klasgenoot en [naam] omdat niet duidelijk is wat deze term inhoudt en dit begrip bovendien niet wordt genoemd in WI 2019/17. De rechtbank overweegt dat verweerder in de beschikking voldoende heeft toegelicht waarom van eiser mag worden verwacht dat hij kan verklaren over de gevoelens en verliefdheid die hij voelde voor zijn klasgenoot en [naam] . Dit is ook in lijn met WI 2019/17 waaruit volgt dat de vreemdeling zijn seksuele gerichtheid aannemelijk kan maken door te verklaren over persoonlijke ervaringen en gevoelens en de manier waarop de omgeving van de vreemdeling hierop al dan niet reageerde. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn standpunt dat verweerder onvoldoende heeft rekening gehouden met eisers referentiekader. Eiser heeft aangevoerd dat hij het moeilijk vindt om zijn gevoelens te uiten. Deze omstandigheid neemt echter niet weg dat het zwaartepunt van de beoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal van de vreemdeling over en vanuit zijn eigen ervaringen met betrekking tot zijn gestelde gerichtheid. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechtervolgt namelijk dat seksuele gerichtheid als asielmotief zich minder leent voor bewijsvoering dan andere asielmotieven omdat het immers gaat om wat iemand innerlijk voelt. Dit verklaart evenwel niet waarom eiser wel gedetailleerd kan verklaren over intieme momenten met zijn partners maar weinig inzicht geeft in zijn innerlijke gevoelsleven en zijn relatie met [naam] , die tien jaar lang heeft geduurd. De rechtbank is verder niet met eiser eens dat verweerder onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser heeft gesteld in de zienswijze ten aanzien van zijn relatie met [naam] nu verweerder hier wel op is ingegaan in het besluit van 29 september 2024en eiser niet heeft toegelicht waarom deze motivering niet volstaat.
15. Ten aanzien van de door eiser overgelegde documenten ter onderbouwing van zijn problemen heeft verweerder kunnen stellen dat deze documenten in het voordeel van de geloofwaardigheid meewegen maar niet in doorslaggevende mate. Zoals eerder overwogen heeft eiser een politiedocument, een rechtbankdocument en een arrestatiebevel overgelegd. Ook heeft eiser eerder een krantenartikel overgelegd waarin staat dat hij gezocht wordt. Bij die eerste drie documenten heeft verweerder van belang kunnen achten dat de BDoc heeft geconcludeerd dat de echtheid van de documenten niet kan worden vastgesteld. Ten aanzien van het krantenartikel heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de juistheid van de inhoud van het artikel niet kan worden vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de bewijswaarde van de overgelegde documenten sterk wordt verminderd omdat eiser heeft verklaard dat hij legaal en met gebruikmaking van zijn eigen paspoort het land heeft verlaten en dat dit niet valt rijmen met eiser stelling dat hij gezocht wordt door de autoriteiten. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze ongerijmdheid niet is weggenomen met de verklaring van eiser dat gegevens in de systemen van de Tanzaniaanse autoriteiten niet zo snel worden verwerkt. Verweerder heeft er ter zitting namelijk terecht op gewezen dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij pas twee maanden na het uitvaardigen van het arrestatiebevel legaal is uitgereisd.Gelet op dit tijdsverloop valt niet in te zien dat de autoriteiten niet op de hoogte zouden zijn van het arrestatiebevel. Dat eiser alleen per vliegtuig kon vluchten heeft verweerder ook niet hoeven volgen nu eiser ook gedeeltelijk is gevlucht is per boot en daarbij heeft verklaard dat er een bootlijn ging naar Dar es Salaam op het vasteland van Tanzania.
16. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder de documenten in strijd met het arrest L.H., de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 5 april 2023 en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 4 oktober 2024 heeft beoordeeld door de documenten iedere bewijskracht te ontzeggen. Zoals overwogen onder 15 heeft verweerder de door eiser ingebrachte documenten niet terzijde gelegd maar in het voordeel van eiser meegewogen waarbij geen doorslaggevende waarde aan de documenten is toegekend. Daarbij heeft verweerder niet volstaan met de vaststelling dat de echtheid van de documenten niet kan worden vastgesteld maar heeft hij de inhoud van de documenten beoordeeld in het licht van eisers eigen verklaringen.
16. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank eisers aanvraag op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond.