ECLI:NL:RBDHA:2024:23243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 november 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Eiser stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig had beslist op zijn aanvraag en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser zijn beroep prematuur heeft ingediend, omdat hij niet voldaan heeft aan de vereisten voor een ingebrekestelling. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat er binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet worden beslist. Eiser had zijn ingebrekestelling te vroeg ingediend, waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 zijn verlengd met negen maanden, zoals vastgelegd in het besluit WBV 2023/3. Eiser betwistte de geldigheid van deze verlenging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verlenging van toepassing was op de asielaanvraag van eiser. Hierdoor was de ingebrekestelling van 5 september 2024 te vroeg en voldeed eiser niet aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft de proceskosten niet toegewezen, omdat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling bestond. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.