In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 26 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 augustus 2021 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 2 oktober 2023 bevestigd. Eiseres, die in Syrië verblijft, stelt dat zij staatloos is en dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat met haar referent, die in Nederland woont. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres en de staatssecretaris en concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de emotionele en medische afhankelijkheid niet zodanig is dat eiseres niet zelfstandig kan functioneren zonder de aanwezigheid van referent.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris ook een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij het algemeen belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie zo schrijnend is dat dit de afwijzing van haar aanvraag zou rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging redelijkerwijs in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.