ECLI:NL:RBDHA:2024:2326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34017
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aanvraag van een staatloze eiseres met betrekking tot gezinsleven en belangenafweging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 26 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 augustus 2021 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 2 oktober 2023 bevestigd. Eiseres, die in Syrië verblijft, stelt dat zij staatloos is en dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat met haar referent, die in Nederland woont. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres en de staatssecretaris en concludeert dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de emotionele en medische afhankelijkheid niet zodanig is dat eiseres niet zelfstandig kan functioneren zonder de aanwezigheid van referent.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris ook een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij het algemeen belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van eiseres. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar situatie zo schrijnend is dat dit de afwijzing van haar aanvraag zou rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging redelijkerwijs in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 5 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de mvv-aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De aanvraag
4. Eiseres stelt staatloos te zijn en geboren te zijn op [geboortedatum] 1954. Eerder heeft referent ( [naam] ), die sinds 10 juli 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft, mvv-aanvragen ingediend voor zijn echtgenote en zoons. Deze zijn toegewezen. Referent heeft op 21 december 2020 een aanvraag ingediend voor een mvv op grond van artikel 8 van het EVRM voor zijn moeder, eiseres. Eiseres verblijft in Syrië.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres. Daarmee is geen sprake van familie- en gezinsleven tussen referent en eiseres in de zin van artikel 8 van het EVRM. Er is wel sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleinkinderen, maar na afweging van alle omstandigheden weegt het algemeen belang van de Nederlandse staat zwaarder dan het persoonlijk belang van eiseres. Daarom rust op de Nederlandse staat geen verplichting om aan eiseres verblijf in Nederland toe te staan.
Een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Eiseres en referent zijn niet alleen emotioneel zeer aan elkaar gehecht en hebben samengewoond, maar eiseres heeft daarnaast wel degelijk zorg en hulp nodig. Ten aanzien van de medische afhankelijkheid betoogt zij het volgende. Eiseres is niet in staat om zelf lange stukken te lopen, boodschappen te doen, het huishouden te doen en zich te douchen en ze vergeet geregeld haar medicatie in te nemen. Referent hield de medicatie en het ziektebeeld van eiseres bij en hielp haar daarbij. Uit de overgelegde verklaringen blijkt dat er geen familie meer is in Syrië die voor eiseres kan zorgen. De buren hebben verklaard dat zij slechts tijdelijk en marginale hulp kunnen bieden aan eiseres. Eiseres krijgt op dit moment dus al te weinig hulp en op den duur zal zij dat helemaal niet meer krijgen.
Ten aanzien van de emotionele afhankelijkheid betoogt eiseres het volgende. Referents gezin bestaat uit vijf personen, dus inclusief eiseres. Referent en eiseres hebben een sterke en unieke band en hebben altijd veel tijd met elkaar doorgebracht. Naarmate de scheiding langer duurt vrezen zij ervoor dat hun geestelijke toestand zal verslechteren, want zij kunnen elkaar niet missen. Het lukt referent niet om eiseres op afstand ondersteuning te bieden.
6.1.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak [1] sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen als er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (more than the normal emotional ties). Bij de beoordeling hiervan is een aantal factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, praktische afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Ook mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de door het afhankelijke familielid benodigde zorg exclusief door de referent kan worden gegeven of dat ook andere familieleden of derden die zorg kunnen bieden. Geen van deze factoren zijn op zichzelf, of in combinatie, per definitie voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. Daarbij zullen steeds alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in een uitspraak bepaald dat – anders dan voorheen – in alle gevallen waarin wordt beoordeeld of er sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, ook een belangenafweging moet worden verricht. [2]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en referent, gelet op de aangevoerde omstandigheden in onderling verband en in samenhang bezien, geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Ten aanzien van de medische afhankelijkheid heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zodanig medisch hulpbehoevend is van referent dat zij niet langer zelfstandig kan functioneren zonder diens aanwezigheid. De staatssecretaris overweegt daarover verder nog dat eiseres al lange tijd gescheiden van referent en zijn echtgenote woont, zij toegang tot de medische zorg heeft (gehad) en hulp krijgt van de anderen. De stelling van eiseres dat haar buren haar niet meer zullen helpen, is volgens de staatssecretaris een onzekere toekomstige gebeurtenis en maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank kan dit volgen.
Ten aanzien van de emotionele afhankelijkheid heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een bijzondere, meer dan gebruikelijke, emotionele afhankelijkheid. De staatssecretaris erkent dat referent en eiseres een goede band hebben en dat het begrijpelijk is dat zij elkaar missen en dat referent zich zorgen maakt over eiseres, maar dit is niet meer dan gebruikelijk bij familierelaties. Op afstand (emotionele) ondersteuning is mogelijk, en dit wordt, hoewel de staatssecretaris erkent dat contact via de telefoon en internet minder persoonlijk is, voldoende geacht als voortzetting van de omgang. De langdurige samenwoning tot referents vertrek uit Syrië maakt het voorgaande volgens de staatssecretaris ook niet anders, omdat het enkel samenwonen als gangbaar kan worden aangemerkt gelet op de Syrische cultuur. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom er dan toch sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Ten aanzien van de financiële ondersteuning heeft de staatssecretaris nog terecht overwogen dat deze ondersteuning als gangbaar kan worden aangemerkt bij een normale band tussen een ouder en een meerderjarig kind. De beroepsgrond slaagt niet.
De belangenafweging
7. Eiseres betoogt dat de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van haar uitvalt. Er is volgens haar geen sprake van een ‘fair balance’ [3] tussen haar belangen en die van de Nederlandse staat. Er is sprake van een objectieve belemmering dat zwaar in het voordeel van eiseres meeweegt. Dit levert een schrijnende situatie op. Verder is er sprake van een intens gezinsleven dat zwaar in het voordeel van eiseres meeweegt, gelet op de belangen van de minderjarige kleinkinderen. Voor de kleinkinderen is eiseres hun tweede moeder. Eiseres heeft haar kleinkinderen mede opgevoed en voor een periode zelfs helemaal alleen, vanwege de studie van de echtgenote van referent. Daardoor zijn de kleinkinderen en eiseres emotioneel zeer aan elkaar gehecht. Het kunnen onderhouden van telefonisch contact is geen daadwerkelijke uitoefening van het gezinsleven. Dat de kleinkinderen ook hun ouders nog hebben, sluit niet uit en maakt het ook niet minder dat daarnaast een hechte band en familieleven met eiseres bestaat. Het gezinsleven in het land van herkomst voortzetten, is niet mogelijk. Daarnaast heeft eiseres geen bestendig en stabiel sociaal netwerk in Syrië en dus niemand (ook geen familie) die langdurig voor haar kan blijven zorgen en dat weegt zwaar in het voordeel mee. Er is alleen nog een nichtje in Damascus, ver bij eiseres vandaan. De binding met Syrië is daardoor zeker niet meer dan de binding die zij met haar kleinkinderen, referent en schoondochter in Nederland heeft en daardoor is er ook een binding met Nederland. Er blijft dus alleen het economisch belang staan als aspect dat in het nadeel meeweegt en dat weegt niet op tegen de aspecten die in het voordeel meewegen. Bovendien is het zo dat het gebrek aan een vast inkomen slechts tijdelijk van aard is en daardoor mag dit niet zo zwaar meewegen in het nadeel. Het is zeer reëel dat referent en zijn echtgenote op korte termijn een baan zullen hebben en het inkomen ook toereikend zal zijn, gelet op hun achtergrond als arts en advocaat. Referents echtgenote verricht momenteel vrijwilligerswerk in de zorg en verwacht wordt dat zij in de toekomst daar, of wellicht in de juridische wereld, een betaalde baan kan krijgen. Zij zijn bezig met het afronden van de vereiste trajecten om in Nederland een betaalde baan te verkrijgen. Hiertoe zijn in beroep nog aanvullende stukken ingediend waaruit blijkt welke taalcursussen referent en zijn echtgenote volgen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging, die hij heeft gemaakt om te beoordelen of er op grond van artikel 8 van het EVRM toch reden bestaat voor het verblijf van eiseres in Nederland bij referent, redelijkerwijs in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De staatssecretaris heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat er sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het land van herkomst uit te oefenen. Verder is er sprake van een eerste toelating, waarin het belang van de Nederlandse staat meestal zwaarder weegt, tenzij er sprake is van zeer bijzondere feiten en omstandigheden. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat zulke omstandigheden er in dit geval niet zijn.
De staatssecretaris heeft niet ten onrechte in het nadeel van eiseres betrokken dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een dusdanige binding met Nederland heeft dat zij haar leven niet kan opbouwen buiten Nederland, los van de aanwezigheid van referent en diens echtgenote en hun kinderen in Nederland. Zij heeft banden met Syrië, omdat zij daar een groot deel van haar leven woont, de taal spreekt, bekend is met de Syrische cultuur en daar onderdak heeft. De staatssecretaris overweegt niet ten onrechte dat de gestelde omstandigheid dat er geen familieleden in Syrië verblijven die voor eiseres kunnen zorgen onvoldoende is om te concluderen dat de banden van eiseres met Syrië dusdanig gebrekkig zijn dat daarvan niet kan worden uitgegaan. Daarnaast heeft de staatssecretaris ook niet ten onrechte in het nadeel meegewogen dat referent geen sterke banden met Nederland heeft, omdat referent sinds 2019 in Nederland woont en een verblijfsvergunning heeft. Uit enkel de duur van het verblijf blijken deze banden niet. De staatssecretaris heeft verder het economisch belang niet ten onrechte in het nadeel van eiseres meegewogen. Referent en zijn echtgenote hebben tot op heden nog geen betaalde baan in Nederland en zijn daarom niet in staat de financiële lasten van henzelf en van eiseres zelfstandig te dragen. Dat de kansen op de arbeidsmarkt erg groot zijn, is een onzekere toekomstige gebeurtenis en doet daaraan volgens de staatssecretaris niet af. Eiseres zal bij overkomst recht hebben op de algemene middelen, zoals het recht op het aanvragen van bijstand en gelet op haar medische situatie zal zij eveneens aanspraak moeten maken op de medische voorzieningen. Gezien het economisch belang van de Nederlandse staat is dit een zeer gewichtige factor. Daarnaast heeft de staatsecretaris niet ten onrechte in het nadeel van eiseres meegewogen dat tussen eiseres en referent geen familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM is aangenomen en gelet daarop contact via de telefoon en internet voldoende moet worden geacht als voortzetting van de omgang, alhoewel dit minder persoonlijk is. Verder is niet gebleken dat dit ontoereikend is geweest voor eiseres om zich zelfstandig staande te houden, zij het met behulp van anderen al dan niet op afstand. Niet is onderbouwd dat referent en eiseres er psychisch op achteruitgaan, zolang er enkel contact op afstand mogelijk is. Aangenomen is dat er sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en de kleinkinderen. De kleinkinderen hebben echter hun ouders, referent en diens echtgenote, die voor hen zorgen. Deze zorg heeft altijd gelegen bij referent en diens echtgenote. Er is onvoldoende aangetoond dat eiseres de zorg voor de kleinkinderen heeft overgenomen. Niet is gebleken dat eiseres emotionele steun bood aan de kleinkinderen, of een dusdanige rol in hun dagelijks leven speelde, die hun ouders zelf niet kunnen geven dan wel vervullen. De kleinkinderen zijn ook al enige tijd in Nederland en van hen wordt verwacht, mede gezien hun leeftijd, dat zij wennen aan de situatie dat hun oma, eiseres, niet meer met hen samenwoont. Het gezinsleven tussen de kleinkinderen en eiseres wordt nu ook op afstand uitgeoefend en niet wordt ingezien waarom dit niet op afstand kan. De rechtbank kan dit volgen. Zoals de staatssecretaris reeds heeft overwogen is het begrijpelijk dat de scheiding pijnlijk is, maar daaruit volgt niet dat eiseres door die scheiding niet in staat is om zelfstandig te functioneren. Verder kon referent er niet op vertrouwen dat zijn gezin samen met eiseres in Nederland mochten gaan wonen. Artikel 8 van het EVRM geeft immers geen recht op een vrije keuze van het land waar men woont. In het nadeel is dan ook meegewogen dat eiseres geen verblijfsvergunning in Nederland had toen referent het gezinsleven startte.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht geen reden om te oordelen dat de staatssecretaris de belangenafweging niet redelijkerwijs in het nadeel van eiseres mocht laten uitvallen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 17 februari 2009 in de zaak Onur tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2009:0217JUD002731907 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.
2.ABRvS 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
3.Zoals onder meer uit het arrest Rodrigues da Silva en Hoogkamer tegen Nederland van 31 januari