ECLI:NL:RBDHA:2024:23279

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Eritrese eiseres in verband met interstatelijk vertrouwensbeginsel en mensenhandel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 augustus 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft op 22 augustus 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 26 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiseres zelf niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij vreest voor haar veiligheid bij terugkeer naar Frankrijk, waar zij eerder slachtoffer zou zijn geworden van mensenhandel. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar claim dat de Franse autoriteiten niet adequaat zouden reageren op haar verzoeken om bescherming. De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt, en dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van fundamentele systeemfouten in de Franse asielprocedure.

De rechtbank wijst erop dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet de bescherming van de Franse autoriteiten kan inroepen. De rechtbank concludeert dat de minister tijdig het claimverzoek aan de Franse autoriteiten heeft verzonden en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.32974
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] ,

geboren op [geboortedatum] 1983, van Eritrese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. E.P.A. Zwart),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. A. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 21 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. [1]
1.2.
Eiseres heeft op 22 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De minister heeft op 25 september 2024 een schriftelijke reactie ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Besluitvorming
4. Eiseres heeft een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft daarbij aangevoerd dat zij vreest om bij terugkeer naar Frankrijk het gezin uit Saoedi-Arabië tegen te komen, waarvan zij belast was met de huishouding, waarvan zij de deur niet uit mocht, waarvan de vrouw van het gezin haar paspoort heeft ingenomen en waarvan zij amper betaald kreeg. Eiseres stelt dus slachtoffer te zijn geworden van mensenhandel. De minister heeft deze asielaanvraag met het besluit van 21 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat volgens de minister de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk zijn voor de behandeling daarvan. Uit EU-VIS [2] is namelijk gebleken dat eiseres door Frankrijk in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig is van 8 oktober 2023 tot 7 april 2024. Verweerder heeft de autoriteiten van Frankrijk op 5 februari 2024 verzocht om overname van eiseres op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [3] De autoriteiten van Frankrijk hebben niet binnen twee maanden op dit verzoek gereageerd. Daarom staat sinds 5 april 2024 de verantwoordelijkheid van Frankrijk vast op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening.
Claimverzoek tijdig
5. Eiseres is van mening dat het claimverzoek te laat is ingediend, nu op het voorblad en op pagina vier van het rapport Dublin gehoor staat dat eiseres op 24 oktober 2023 asiel heeft aangevraagd. Het lijkt er daarom op dat volgens de Nederlandse autoriteiten op die datum de loopbrief zou zijn afgegeven. De termijn van drie maanden is, gelet op artikel 42 van de Dublinverordening, hierdoor aangevangen op 24 oktober 2023 en afgelopen op 24 januari 2024. Het verzoek tot overname is echter pas op 5 februari 2024 aan Frankrijk verzonden, zodat dit verzoek niet tijdig is ingediend. Gelet op artikel 21 van de Dublinverordening is Nederland dan ook verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken volgt dat 24 november 2023 moet worden gezien als de datum van de indiening van de asielaanvraag. Dit volgt uit de loopbrief waarop staat ‘
Datum/tijd aankomst: 2023-11-24 20:55’. Hieruit blijkt dan ook dat eiseres zich op 24 november 2023 heeft gemeld voor asiel. [4] Daarnaast is er ook geen enkele indicatie dat eiseres op 24 oktober 2023 asiel zou hebben aangevraagd in Nederland. Dat deze datum op het voorblad en op pagina vier van het rapport aanmeldgehoor Dublin staat, volgt enkel uit de eigen verklaringen van eiseres. Bovendien staat op het voorblad van het rapport aanmeldgehoor dat eiseres op 24 oktober 2023 Nederland is binnengekomen en dat zij op 29 november 2023 asiel heeft aangevraagd. Anders dan eiseres stelt, toont dit dus niet aan dat eiseres op 24 oktober 2023 asiel zou hebben aangevraagd in Nederland. De minister heeft dus tijdig het claimverzoek aan de Franse autoriteiten verzonden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. Eiseres stelt dat er in Frankrijk systeemfouten zijn in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen die fundamenteel zijn en dat deze tekortkomingen de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken als genoemd in het Jawo arrest [5] van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Uit het AIDA [6] -rapport update mei 2023 waar eiseres zich op beroept volgt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Frankrijk. Dit beeld over de opvangvoorzieningen in Frankrijk wordt ook ondersteund door de verklaringen van eiseres waaruit volgt dat zij tussen de daklozen in Frankrijk op straat heeft geslapen. Daarnaast heeft de minister ook onvoldoende gemotiveerd dat er ten aanzien van eiseres, een slachtoffer van mensenhandel en daarmee een kwetsbaar persoon, uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres doet in dit verband een beroep op het arrest van het EHRM [7] in de zaak van M.K e.a. tegen Frankrijk [8] en op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 juni 2024. [9]
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen op mag vertrouwen dat de lidstaten die partij zijn bij de Dublinverordening – waaronder ook Frankrijk – hun internationale verplichtingen nakomen. Dit betekent dat de minister mag uitgaan van het vermoeden dat de behandeling van eiseres na overdracht aan Frankrijk in overeenstemming is met de bepalingen uit het EVRM [10] , het Handvest [11] en het Vluchtelingenverdrag. [12] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, omdat de asielprocedure in Frankrijk een fundamentele systeemfout bevat die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt als bedoeld in het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Eiseres is hier niet in geslaagd.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister, gelet op rechtspraak van de Afdeling, ten aanzien van Frankrijk heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [13] Hoewel uit het aangehaalde AIDA [14] -rapport update mei 2023 wel volgt dat er problemen zijn met de opvang van asielzoekers in Frankrijk en dat ook de opvang van kwetsbare asielzoekers problemen kent, volgt hieruit niet dat de problemen dusdanig ernstig zijn dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid wordt bereikt als bedoeld in het arrest Jawo. De rechtbank overweegt dat de verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 3 juni 2024 niet volgt dat ten aanzien van kwetsbare personen in Frankrijk niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals eiseres heeft betoogd op de zitting. In deze uitspraak heeft de rechtbank slechts een motiveringsgebrek geconstateerd, omdat de minister in die zaak onvoldoende was ingegaan op de stellingen van de vreemdeling in die zaak over de toegang tot de zorg in Frankrijk en de berichtgeving van CNN, Human Rights Watch en AP World News. In de zaak van eiseres is dat anders. De minister is in het bestreden besluit wel ingegaan op de gestelde kwetsbaarheid van eiseres en de door haar aangehaalde informatie uit het AIDA rapport. Ook de stelling dat eiseres zelf op straat heeft geslapen in Frankrijk, doet er niet aan af dat uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft namelijk in Frankrijk nog geen asielverzoek ingediend en heeft dus nog geen persoonlijke ervaringen als asielzoeker in Frankrijk. Bovendien vindt de stelling van eiseres op de zitting dat het merendeel van Dublinclaimanten geen opvang krijgt in Frankrijk geen steun in het AIDA-rapport. Hieruit volgt dan ook niet dat als zij als Dublinclaimant zal terugkeren naar Frankrijk, zij daar geen opvang zal krijgen. Bovendien kan eiseres bij de autoriteiten van Frankrijk klagen als zij wel problemen zal ervaren, bijvoorbeeld met het krijgen van opvang. Er is niet gebleken dat deze mogelijkheid voor eiseres, eventueel met behulp van derden, niet bestaat. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor gezin uit Saoedi-Arabië
7. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bang is dat de familie uit Saoedi-Arabië haar bij terugkeer naar Frankrijk weer zal vinden en haar dan wat aan zal doen. Eiseres heeft hiervan vergeefs aangifte proberen te doen bij de Franse autoriteiten, maar zij hebben haar weggestuurd. Om deze reden kan ook geen overdracht aan Frankrijk plaatsvinden.
7.1.
De rechtbank kan het standpunt van de minister volgen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet de bescherming van de Franse autoriteiten kan inroepen tegen de mensen waarvoor zij vreest. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat zij wel heeft geprobeerd om aangifte te doen bij de Franse autoriteiten, maar dat zij is weggestuurd. Uit de correcties en aanvullingen volgt echter dat eiseres is weggestuurd, met de mededeling dat zij later moest terugkomen. Hieruit volgt dan ook niet dat de Franse autoriteiten hebben geweigerd de aangifte van eiseres op te nemen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Aangifte mensenhandel
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat van de overheid verlangd wordt dat zij proactief optreedt wanneer er een indicatie is van mensenhandel. [15] Eiseres verzoekt de minister derhalve te bewerkstelligen dat de AVIM [16] alsnog haar uitnodigt voor het doen van aangifte en de aangifte opneemt. Ook merkt eiseres op dat, als het de minister niet duidelijk is wanneer er melding is gedaan van mensenhandel, dat het dan op de weg van de minister had gelegen om hierover opheldering bij de gemachtigde van eiseres te vragen. Op 23 september 2024 is een document in het dossier geüpload waaruit volgt dat eiseres op 19 september 2024 aangifte van mensenhandel heeft gedaan.
8.1.
Voor zover eiseres hiermee bedoelt dat er een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming is, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de door eiseres overgelegde stukken volgt niet dat de minister
gehoudenis om te bewerkstelligen dat de AVIM haar uitnodigt voor het doen van aangifte en de aangifte opneemt. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting aangegeven dat doorgaans als er aanwijzingen zijn van mensenhandel de vreemdeling wordt geattendeerd op de mogelijkheid om aangifte te doen. Dit is in deze zaak niet gebeurd, maar dat maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld. Ook zonder deze suggestie van de minister heeft eiseres namelijk aangifte gedaan en heeft zij dus de weg naar de politie gevonden. Bovendien heeft eiseres ook al in de zienswijze aangegeven dat zij een meldingsformulier mensenhandel heeft ingevuld en opgestuurd naar de politie in Haarlem. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Roefs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europese Unie – Visum Informatie Systeem.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3569.
5.Arrest van 19 maart 2019 in de zaak C-163/17, ECLI:EU:C:2019:218
6.Asylum Information Database.
7.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8.Arrest van 8 december 2022, EHRM:ECLI:CE:ECHR:2022:1208JUD003434918.
10.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
12.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
13.Zie de uitspraken van 18 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2472 en 30 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3552.
14.Asylum Information Database.
15.Eiseres heeft hiertoe enkele producties ingebracht, waaronder enkele pagina’s van het rapport ‘herkennen van slachtoffers van mensenhandel in de Nederlandse asiel- en gedwongen vertrekprocedures’, enkele pagina’s van rijksoverheid.nl ‘Bestrijden van mensenhandel’ en ‘Melden van mensenhandel’ en een brief aan de Tweede Kamer ‘Actieplan Samen tegen Mensenhandel’.
16.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.