ECLI:NL:RBDHA:2024:23335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
NL23.33358 (beroep) en NL23.33359 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier onbepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot belangen van minderjarige kinderen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, alsook het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 18 december 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 27 september 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

Eiseres, geboren in 1973 met de Surinaamse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning als ex-geprivilegieerde, met haar twee minderjarige kinderen als afhankelijk gezinsleden. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de eis van tien jaar aaneengesloten verblijf in Nederland, wat een vereiste is voor de aanvraag. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, niet in het voordeel van eiseres uitvalt. De rechtbank stelt vast dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor eiseres en haar kinderen om in Suriname een gezinsleven op te bouwen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in de belangenafweging en dat de afwijzing van de aanvraag en het verzoek om voorlopige voorziening terecht zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.33358 (beroep) en NL23.33359 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
mede namens haar twee minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 september 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig op zitting. Ook de gemachtigde van verweerder is ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1973 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij heeft op 12 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd als ex-geprivilegieerde [1] en voor haar kinderen als afhankelijk gezinsleden van een ex-geprivilegieerde. [2]
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet ten minste tien aaneengesloten jaren in Nederland heeft verbleven op grond van de bijzondere geprivilegieerde status. Verder slaagt het beroep van eiseres op haar oud-Nederlanderschap en haar banden met Nederland niet. [3] De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [4] valt uit in het nadeel van eiseres. Ook is er geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule, waardoor een mvv [5] voor eiseres wel vereist is. Er is tevens geen aanleiding om door bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels. [6]
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit van verweerder en voert – kort samengevat – het volgende aan. Haar status als oud-Nederlander en haar banden met Nederland zijn onvoldoende betrokken in de belangenafweging. Verder is er bij eiseres en haar kinderen sprake van persoonlijke en medische omstandigheden en heeft verweerder hier onvoldoende onderzoek naar gedaan. Gelet daarop had verweerder moeten afwijken van de eis dat eiseres hier tien jaren had moeten verblijven op grond van de bijzondere geprivilegieerde status. Ook had zij moeten worden vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM of de hardheidsclausule. Eiseres vindt dat verweerder een onzorgvuldig besluit heeft genomen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiseres in deze zaak geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe en waarom zij tot deze conclusie is gekomen.
7. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil staat dat eiseres korter dan tien jaren in Nederland heeft verbleven op grond van de bijzondere geprivilegieerde status. Het beroep ziet dus op de vraag of verweerder eiseres had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM, verweerder had moeten af wijken van het vereiste van tien jaren aaneengesloten verblijf en op de vraag of verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen.
Vrijstelling mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM
8. Als sprake is van een familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM wordt de vreemdeling vrijgesteld van het mvv-vereiste. [7] Om dit te bepalen, dient verweerder alle relevante feiten en omstandigheden te betrekken en dient hij deze tot uitdrukking te brengen in een belangenafweging. [8] Uit vaste jurisprudentie van het EHRM en de hoogste bestuursrechter volgt dat er een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds, en het Nederlandse algemeen belang dat is gediend bij het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid anderzijds. [9] De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in die belangenafweging heeft betrokken en moet de weging van verweerder enigszins terughoudend toetsen. [10]
8.1.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder alle relevante gegevens en omstandigheden heeft betrokken en de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen.
Familieleven
8.2.
Verweerder heeft in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat zij als geprivilegieerde wist dat haar verblijf in Nederland tijdelijk zou zijn. Zij mocht er niet op vertrouwen dat zij samen met haar kinderen in Nederland een vast verblijf kon opbouwen. Verder heeft verweerder in het nadeel mogen meewegen dat er geen sprake is van een objectieve belemmering voor eiseres als zij samen met haar kinderen gezinsleven in Suriname zal uitoefenen. Zo concludeert verweerder over onderwijs van de kinderen dat volgens het Nuffic [11] een diploma van het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs in Suriname vergelijkbaar is met een Nederlands Vwo-diploma. Dat het onderwijs voor de kinderen van eiseres slecht is in Suriname, is niet onderbouwd. Dat geldt ook voor de stelling van eiseres dat zij zich in een slechte financiële positie bevindt. Dat eiseres zou worden overvallen door personen uit het criminele circuit is een onzekere toekomstige omstandigheid en is bovendien op geen enkele wijze onderbouwd dat zij hierop risico loopt. Verder zijn in beroep de medische problemen van de dochter van eiseres – [minderjarige 2] – voor het eerst aangehaald. De rechtbank overweegt dat verweerder alleen kijkt naar de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren bij het nemen van het bestreden besluit en kan dit daarom dan ook niet in haar beoordeling betrekken. [12] Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet is gebleken welke zorg [minderjarige 2] op dit moment in Nederland krijgt en of deze zorg ook niet beschikbaar zou zijn in Suriname, zodat ook als de medische problemen wel waren meegenomen dit niet in het voordeel van eiseres had meegewogen.
Privéleven
8.3.
Verweerder betrekt bij de belangenafweging in het nadeel van eiseres dat zij is geboren in Suriname, pas sinds mei 2019 in Nederland woont en dat de banden van eiseres met Nederland niet zo sterk zijn voor een verlening van een verblijfsvergunning. Dat eiseres en haar kinderen Nederlands spreken hoeft dit oordeel niet anders te maken, nu het Nederlands ook de officiële taal is in Suriname. Dat eiseres in Nederland heeft gewerkt en haar kinderen hier naar school gaan doet hier ook niets aan af, mede omdat zij dit ook al in andere landen dan in Nederland hebben gedaan. Verder is betrokken dat eiseres weliswaar Nederlanderschap heeft gehad, maar dat zij toen heel jong was en zich daardoor nooit op een bewuste leeftijd als Nederlandse heeft kunnen identificeren. De banden van eiseres met Suriname moeten – vanwege haar werk bij de Surinaamse overheid en omdat zij nog familie heeft in Suriname – als sterk worden geacht. Dat haar status als ex-Nederlander in haar voordeel moet meewegen volgt de rechtbank dus niet.
Belangen van de kinderen
8.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende kenbaar rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen als bedoeld in artikel 3 van het IVRK [13] , zo blijkt uit de motivering van het bestreden besluit op pagina 11. Verweerder heeft zich daar gemotiveerd uitgelaten over de bij het bestreden besluit betrokken belangen van de minderjarige kinderen van eiseres, mede in samenhang bezien met de algemene belangen van de Nederlandse samenleving. De rechtbank overweegt nog dat zij begrijpt dat het verdrietig is dat zij afscheid moeten nemen van hun vriendjes en vriendinnetjes op school. De rechtbank heeft ook alle brieven en kaarten van de vriendjes en vriendennetjes gezien. Toch kunnen zij ook in Suriname weer nieuwe vrienden maken en kunnen zij toch contact houden met hun vrienden in Nederland, door bijvoorbeeld te videobellen of door korte bezoekjes te brengen aan Nederland.
Afwijken van de beleidsregels en hardheidsclausule
9. De rechtbank is van oordeel dat – met wat de rechtbank hierboven al heeft overwogen – de omstandigheden van eiseres niet zo bijzonder zijn dat verweerder van zijn beleidsregels had moeten afwijken. Een beroep op de hardheidsclausule kan om diezelfde reden niet slagen.
Zorgvuldigheid bestreden besluit
10. Tot slot overweegt de rechtbank dat nu eiseres het niet eens is met de uitkomst van deze zaak, dit niet maakt dat er sprake is van een onzorgvuldig besluit. Zoals hierboven volgt, blijkt dat verweerder alle relevante omstandigheden heeft betrokken en meegewogen. Het besluit van verweerder is daarmee niet onzorgvuldig.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Daarmee is het beroep ongegrond en blijft het bestreden besluit staan.
12. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [14]
13. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Diplomaten, ambtenaren van een consulaat en werknemers van internationale organisaties hebben een bijzondere status waarvoor ook wel de term ‘geprivilegieerde’ wordt gebruikt.
2.Artikel 3.93 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 3.51, eerste lid, onder d en e van het Vb.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Machtiging tot voorlopig verblijf.
6.Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Artikel 3.71, tweede lid, onder l van het Vb.
8.Paragraaf B7/3.8 en B9/14 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
9.Zie onder meer uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:974.
10.Zie onder meer uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964.
11.De Nederlandse organisatie voor internationalisering in onderwijs.
12.Dit wordt ook wel de
13.Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
14.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).