Uitspraak
[minderjarige 2]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, alsook het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 18 december 2022, en het bezwaar van eiseres werd op 27 september 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
Eiseres, geboren in 1973 met de Surinaamse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning als ex-geprivilegieerde, met haar twee minderjarige kinderen als afhankelijk gezinsleden. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de eis van tien jaar aaneengesloten verblijf in Nederland, wat een vereiste is voor de aanvraag. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, niet in het voordeel van eiseres uitvalt. De rechtbank stelt vast dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor eiseres en haar kinderen om in Suriname een gezinsleven op te bouwen.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken in de belangenafweging en dat de afwijzing van de aanvraag en het verzoek om voorlopige voorziening terecht zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de beslissing dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.