ECLI:NL:RBDHA:2024:2515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 10 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres had op 21 oktober 2023 verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 10 november 2023 is ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn van verweerder is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.
De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, in plaats van de gebruikelijke termijn van twee weken, omdat er sprake is van een bijzonder geval. Dit is gebaseerd op eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank bepaalt dat verweerder € 100 per dag aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Verder veroordeelt de rechtbank verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.