ECLI:NL:RBDHA:2024:2522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
SGR 22/6969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking van de gemeente Den Haag ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-beschikking van de gemeente Den Haag. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn woning aan de Westvlietweg 147 te Den Haag, die op 1 januari 2021 was vastgesteld op € 560.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 537.000.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had een verzoek tot uitstel ingediend vanwege ziekte, wat door de rechtbank werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank vond de door de heffingsambtenaar gebruikte vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar en concludeerde dat er rekening was gehouden met relevante factoren zoals bouwjaar, onderhoud en ligging.

De rechtbank oordeelde verder dat de heffingsambtenaar aan zijn informatieplicht had voldaan door het taxatieverslag met referentiewoningen te verstrekken. Er was geen sprake van schending van het motiveringsbeginsel of andere rechtsbeginselen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6969

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende(gemachtigde: G. Gieben)

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 3 oktober 2022 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de Westvlietweg 147 te Den Haag (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2022 is vastgesteld op € 560.000 (de beschikking).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024.
Belanghebbende is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1], [naam 2], en [naam 3].

Overwegingen

Verzoek tot uitstel van de zitting

1. De gemachtigde van belanghebbende heeft de ochtend van de zitting schriftelijk aan de rechtbank bericht dat hij vanwege ziekte niet aanwezig is bij de zitting, daarbij heeft hij tevens een verzoek tot uitstel ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, nu het op de weg van gemachtigde had gelegen zorg te dragen voor vervanging. Dat gemachtigde geen vervanging kon regelen, komt, gelet op de omvang van diens organisatie, voor zijn rekening en risico.
Waarde van de woning
2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Belanghebbende bepleit een waarde van € 537.000.
3. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar met de matrix en wat overigens is aangevoerd, aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. De rechtbank acht de door de heffingsambtenaar gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning, waaronder bouwjaar, de gedateerde voorzieningen, het achterstallig onderhoud, met inbegrip van de isolatie, en de ligging. De vergelijkingsobjecten liggen allen – net als de woning – nabij een drukke weg. De overlast die hiervan ondervonden wordt, is daarmee al verdisconteerd in de verkoopprijzen van vergelijkingsobjecten. Belanghebbende heeft met hetgeen hij verder heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat moet worden uitgegaan van een lagere waardering.
Overleggen van stukken
5. Belanghebbende heeft gesteld dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase diverse stukken had moeten verstrekken waarover hij beschikte en waarmee belanghebbende de juistheid van de vastgestelde waarde kan controleren, dan wel waarmee de vastgestelde waarde inzichtelijk wordt gemaakt. De rechtbank stelt vast dat in de bezwaarfase het taxatieverslag met daarop drie referentiewoningen aan belanghebbende is toegezonden.
6. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen gebruik te maken van grondstaffels, liggingsfactoren, indexeringscijfers van de onderbouwingen naar de waardepeildatum en KOUDV-factoren. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Deze gegevens konden dus niet aan belanghebbende worden verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aan zijn verplichting van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ voldaan, ook in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023. [1]
7. Ook is de rechtbank niet gebleken van schending van het motiveringsbeginsel dan wel schending van enig ander rechtsbeginsel. De heffingsambtenaar is in de uitspraak op bezwaar voldoende ingegaan op de gronden van belanghebbende.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052.