In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Syrische nationaliteit, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 3 mei 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op dit bezwaar. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan binnen negentien weken na de indiening van een bezwaarschrift een besluit nemen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 13 december 2023 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het instellen van beroep. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank legt de staatssecretaris een termijn van twee weken op om alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier M.A. Postma, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.