In deze zaak hebben eisers op 3 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door de eisers op 28 november 2023. Op 7 januari 2024 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de staatssecretaris om te beslissen is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die oordeelde dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.