ECLI:NL:RBDHA:2024:2982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23/13393
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak

Op 6 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 23/13393. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N.B. Swart, had een verzoek ingediend om vergoeding van de proceskosten na de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die was gebaseerd op artikel 8 van het EVRM, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 10 november 2023 een besluit genomen, dat later op 13 november 2023 werd vervangen door een nieuw besluit. Verzoekster trok haar beroep in op 11 december 2023 en vroeg om vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen sprake was van tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het bestuursorgaan geen voorlopige maatregel had genomen die het verzoek om voorlopige voorziening zou rechtvaardigen. Hierdoor werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Tevens werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor vergoeding van het griffierecht, aangezien dit in deze zaak niet was betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/13393

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het besluit van de staatssecretaris van 10 november 2023 (het bestreden besluit 1).
1.1.
Verzoekster heeft op 11 november 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit 1, waarbij haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘uitoefenen van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM’, is afgewezen. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
In een e-mail van 10 november 2023 heeft de staatssecretaris het volgende aan de gemachtigde van verzoekster laten weten:
‘Op 10-11-2023 om 17:33 uur heb ik u per fax het besluit van n.a.v. de bezwaarprocedure van mevr [naam] toegezonden. De beschikking is op 10-11 ook per post aangeboden en is inmiddels naar u onderweg. Dat besluit bevat een onjuiste overweging welke hersteld moet worden. Ik stuur u hierbij het juiste besluit enkel per fax toe om verwarring te voorkomen. Ik verzoek u om het eerdere besluit dat per fax en per post is verzonden als niet verzonden te beschouwen.
Voor mevrouw blijft de uitkomst van haar bezwaarprocedure gelijk. De termijn voor het instellen van een vovo en beroepsprocedure starten uiteraard vandaag opnieuw.
1.3.
Met het besluit van 13 november 2023 (bestreden besluit 2) heeft de staatssecretaris het bestreden besluit 1 vervangen.
1.4.
Verzoekster heeft op 11 december 2023 het beroep van 11 november 2023 ingetrokken (zaaknummer: AWB 23/13392) en daarbij verzocht de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] wordt geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit op bezwaar voorlopig opschort, dan wel anderszins de voorlopige maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Conclusie

3. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt afgewezen. Voor vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding, omdat dat in deze zaak niet is betaald.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, op 6 maart 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.