In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met een besluit van 16 november 2022, en het bezwaar werd op 16 augustus 2023 eveneens afgewezen. Eiseres, geboren in 1947 en van Syrische nationaliteit, had de aanvraag ingediend voor verblijf bij een familielid in Nederland. De rechtbank heeft op 23 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de zoon van eiseres, haar schoondochter en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar referente. De rechtbank stelt vast dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank overweegt dat de verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen objectieve belemmeringen zijn die een verblijf in Syrië onmogelijk maken. Eiseres heeft geen sterke banden met Nederland en de medische situatie biedt geen voldoende grond voor verblijf in Nederland. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging een 'fair balance' heeft gevonden tussen de belangen van eiseres en de belangen van de Nederlandse staat, en dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.