ECLI:NL:RBDHA:2024:3137
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 28 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 maart 2023 afgewezen. Eiser heeft op 29 maart 2023 bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing en heeft de staatssecretaris op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Vervolgens heeft eiser op 23 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn bezwaar tijdig ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven.
De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar van eiser bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Eiser wordt ook in de proceskosten van € 437,50 vergoed.