In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 27 mei 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend, vergezeld van een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO). Eiser verzocht om vergoeding van de kosten voor dit rapport, maar de staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen in een besluit van 22 augustus 2023. Eiser heeft zijn beroep ingesteld omdat hij meent dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag en dat er geen beslissing is genomen op zijn verzoek om kostenvergoeding.
De rechtbank heeft op 23 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig beslissen, niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen op de asielaanvraag. Daarnaast verklaart de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen het besluit van 22 augustus 2023, omdat er nog bezwaar openstaat tegen dit besluit. Eiser heeft op 19 september 2023 de rechtbank verzocht om het besluit van 22 augustus 2023 mee te nemen in de beroepsprocedure, maar de rechtbank beschouwt deze brief als een bezwaarschrift dat doorgezonden moet worden naar de staatssecretaris.
De rechtbank kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 437,50, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier, en is openbaar gemaakt op 12 maart 2024.