ECLI:NL:RBDHA:2024:3255

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL23.15854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig geacht asielrelaas van een journalist uit Azerbeidzjan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een journalist van Azerbeidzjaanse nationaliteit, heeft op 1 april 2022 asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 oktober 2023 afgewezen, omdat het asielrelaas van eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de stelling dat hij als journalist heeft gewerkt en problemen heeft ondervonden vanwege kritische artikelen niet geloofwaardig is. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd, zoals artikelen of documenten die zijn beweringen ondersteunen. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de overgelegde documenten, waaronder een journalistenpas en verklaringen van derden, onvoldoende bewijswaarde heeft toegekend. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn werkzaamheden en de omstandigheden rondom zijn ontslag.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft gehandeld door de asielaanvraag af te wijzen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen, en de rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn beoordeling. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35115

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
Met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
3. De staatssecretaris heeft op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
4. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten, omstandigheden en asielrelaas
7. Op 1 april 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland. Eiser heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Op 19 december 2022 en 30 januari 2023 is eiser gehoord over de redenen van zijn asielaanvraag. Eiser heeft als reden opgegeven dat hij werkzaam is geweest als journalist in Azerbeidzjan en dat hij problemen heeft gekregen vanwege het schrijven van kritische stukken. Daarnaast is eiser gediscrimineerd vanwege de Armeense nationaliteit van zijn echtgenote.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Werkzaam geweest als journalist in de periode 2013-2019;
Problemen vanwege het schrijven van kritische stukken;
Discriminatie vanwege Armeense nationaliteit echtgenote.
9. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Ook vindt de staatssecretaris het geloofwaardig dat eiser is gediscrimineerd vanwege de Armeense nationaliteit van zijn echtgenote. Deze omstandigheid is onvoldoende om hem als vluchteling aan te merken. De staatssecretaris vindt het niet geloofwaardig dat eiser werkzaam is geweest als journalist in de periode 2013-2019. Eiser heeft geen artikelen overgelegd die door hem zijn geschreven. Uit onderzoek van Bureau Documenten blijkt verder dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, opmaak en inhoud van de door eiser overgelegde documenten: een journalistenpas, een medisch document en een verklaring van zijn werkgever. Omdat de overgelegde journalistenpas niet overeenkomt met eisers verklaringen over de artikelen die hij heeft geschreven, wordt er zeer geringe bewijswaarde toegekend aan de overgelegde documenten. De video die eiser heeft overgelegd kan ook niet dienen als ondersteuning voor zijn verklaringen dat hij werkzaam is geweest als journalist. Eiser heeft daarnaast niet eenduidig verklaard over de inhoud van zijn artikelen. Ook heeft eiser ongerijmd verklaard over de betalingen die hij heeft gedaan voor het publiceren van artikelen en weet hij weinig te vertellen over de krant waar hij werkzaam stelt te zijn geweest. De problemen van eiser vanwege het schrijven van kritische artikelen vindt de staatssecretaris verder ook niet geloofwaardig. Eiser heeft hierover inconsistente, ongerijmde en summiere verklaringen afgelegd. Tot slot krijgt eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen, omdat eiser zijn gestelde medische klachten niet heeft onderbouwd met documenten.
Heeft de staatssecretaris eisers gestelde werkzaamheden als journalist en de problemen met de Azerbeidjaanse autoriteiten ongeloofwaardig mogen vinden?
Beroepsgronden
10. Eiser is het er niet mee eens dat zijn werkzaamheden als journalist en zijn problemen vanwege het schrijven van kritische artikelen ongeloofwaardig zijn geacht door de staatssecretaris. Door het advies van Bureau Documenten wordt eiser onevenredig benadeeld. De staatssecretaris heeft niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd waarom er een neutraal advies is gegeven. Eiser kan niet volgen dat er onvoldoende vergelijkingsmateriaal zou zijn. Daarnaast is het de vraag of dit ook daadwerkelijk nodig is. Door naar andere kenmerken van het document te kijken kan ook worden onderzocht of een document echt is of niet. Daarnaast heeft de staatssecretaris de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten niet overgelegd. Hierdoor is er sprake van een motiveringsgebrek. Door het niet uitvoeren van een second opinion heeft de staatssecretaris verder onzorgvuldig gehandeld. Eiser heeft geen middelen om een eigen contra-expertise te laten uitvoeren. Dat op één van de documenten staat dat het gaat om “Internationaal Sociaal Politiek Recht” wil verder niets zeggen. Eiser moest op bezoek gaan bij nationale bedrijven om daar over problemen te schrijven, andere journalisten waren werkzaam op de internationale gebieden. Daarnaast kan eiser met de video aannemelijk maken dat hij opkwam voor de vrijheid van meningsuiting en democratie. Twee personen die werkzaam zijn bij Turaneli TV hebben het over eiser in hun livestream van 8 september 2022. Ter onderbouwing legt eiser een vertaling van de relevante passages in de video over. Uit de ontslagbrief blijkt verder duidelijk dat eiser op 30 december 2019 is ontslagen, eiser heeft alleen de data door elkaar gehaald. De plek van onderduiken is verder niet ongerijmd. Eiser heeft daarnaast ook geen geld geleend. Dit is in de correcties en aanvullingen al gecorrigeerd. [1] Het kan dus niet zo zijn dat de politie eiser zal arresteren om geldleningen die hij niet zou hebben terugbetaald.

Beoordeling

11. In beroep heeft de staatssecretaris de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten op verzoek van de rechtbank alsnog overgelegd. Ondanks dat de staatssecretaris deze verklaring pas in beroep heeft overgelegd, is niet gebleken dat eiser hierdoor is benadeeld. Uit de gronden van beroep volgt dat eiser nooit de intentie heeft gehad om een contra-expertise te laten uitvoeren. Eiser heeft namelijk meegedeeld dat hij geen middelen heeft om een contra-expertise te kunnen laten uitvoeren. Een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek is verder een deskundigenadvies. [2] Er kunnen zich situaties voordoen waarin de staatssecretaris moet nagaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen. Daarvan is in dit geval geen sprake. De bevindingen van Bureau Documenten zijn in dit geval duidelijk en eiser biedt onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan deze bevindingen. De enkele stelling van eiser dat hij niet kan volgen dat er onvoldoende vergelijkingsmateriaal is, is onvoldoende. Dat er ook naar andere kenmerken van documenten kan worden gekeken, betekent daarnaast niet dat de staatssecretaris hierdoor wel uitspraak kan doen over de echtheid van de overgelegde documenten. Deze stelling is niet onderbouwd. De rechtbank volgt daarom ook niet eisers stelling dat de staatssecretaris een second opinion had moeten laten uitvoeren. Tot slot volgt de rechtbank niet dat eiser door de verklaring van onderzoek onevenredig is benadeeld. De staatssecretaris heeft de overgelegde documenten namelijk wel inhoudelijk bij zijn beoordeling betrokken. Hij heeft aan deze documenten alleen geringe bewijswaarde toegekend.
12. De staatssecretaris heeft zich in zijn verweerschrift verder op het standpunt kunnen stellen dat ook uit de in beroep overgelegde vertaling van de livestream eisers werkzaamheden als journalist niet blijken. Uit het vertaalde fragment blijkt niet dat eiser als journalist artikelen schreef. Daarnaast heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de omstandigheid dat onduidelijk is wie de sprekers zijn en dat in dat verband onduidelijk is welke waarde er aan hun verklaringen kan worden gehecht.
13. De staatssecretaris heeft daarnaast terecht tegengeworpen dat de gegevens op de journalistenpas niet overeenkomen met eisers verklaringen. In dit verband heeft de staatssecretaris kunnen tegenwerpen dat eiser geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat op de journalistenpas ‘internationale sociale politieke rechtenkrant’ staat vermeld, terwijl eiser heeft verklaard dat zijn artikelen zien op onderwerpen die spelen op nationaal niveau. Eiser heeft hierover in de gronden van beroep herhaald wat al in de zienswijze naar voren is gebracht. De staatssecretaris heeft hier in het bestreden besluit gemotiveerd op gereageerd. [3] In de gronden van beroep is niet gemotiveerd uitgelegd waarom het bestreden besluit op dit punt onjuist is. Dit geldt ook voor de beroepsgronden die zijn gericht tegen de volgende tegenwerpingen: dat eiser ongerijmd heeft verklaard over de betalingen voor het publiceren van artikelen en de periode dat eiser is ondergedoken, de lening en de inconsistente verklaringen over het moment van ontslag. [4]
14. In beroep heeft eiser verder nog een verklaring van
Vəliyevovergelegd waarin staat dat eiser samen met hem als journalist heeft gewerkt. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting het standpunt kunnen innemen dat deze verklaring niet kan compenseren voor eisers eigen ongerijmde en inconsistente verklaringen. De staatssecretaris heeft verder terecht opgemerkt dat niet duidelijk is van wie deze verklaring precies afkomstig is. Daarnaast is er ook geen onderbouwing van de stelling dat deze persoon bij de krant werkt of heeft gewerkt als journalist.
15. Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser werkzaam is geweest als journalist in de periode 2013-2019 en dat hij problemen heeft gekregen vanwege het schrijven van kritische artikelen. De asielaanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
Heeft de staatsecretaris terecht geen aanleiding gezien om aan eiser uitstel van vertrek om medische redenen te verlenen? [5]
Gronden van beroep
16. In beroep heeft eiser aangevoerd dat onderzocht zou moeten worden of aan hem uitstel van vertrek moet worden verleend. Ter onderbouwing heeft eiser een compleet patiëntendossier overgelegd van 6 september 2023. Op 21 februari 2024 heeft eiser een nieuw compleet patiëntendossier overgelegd van 15 februari 2024. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser specifiek gewezen op eisers psychische gesteldheid en op de operatie die eiser moet ondergaan op 21 maart 2024.
Beoordeling
17. Tijdens de zitting heeft de staatssecretaris meegedeeld dat er op dit moment onvoldoende aanleiding is om een medisch onderzoek op te starten. Het aanleveren van een patiëntendossier alleen is onvoldoende en er zijn geen gegevens van medisch behandelaars overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende bewijsmiddelen heeft overgelegd om het Bureau Medische Advisering om advies te vragen. In dit verband heeft de staatssecretaris ook kunnen wijzen op zijn eigen beleid zoals beschreven in paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
18. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De staatssecretaris hoeft ook geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Van 22 november 2022.
2.Dit volgt uit vaste rechtspraak. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:636.
3.Pagina 2 en 3 van het bestreden besluit.
4.Zie pagina 3 en 4 van het bestreden besluit.
5.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.