ECLI:NL:RBDHA:2024:3692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23/3309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag tot uitstel van vertrek op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag tot uitstel van vertrek beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 oktober 2022 haar aanvraag afgewezen, en dit besluit werd in een bestreden besluit van 17 maart 2023 gehandhaafd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N.B. Swart. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 behandeld en het onderzoek op zitting gesloten. Na heropening van het onderzoek op 6 juli 2023, heeft de staatssecretaris het Bureau Medische Advisering (BMA) om een nadere toelichting gevraagd over de medische situatie van eiseres.

De rechtbank overweegt dat het BMA-advies, dat de basis vormde voor de afwijzing van de aanvraag, voldoende inzichtelijk en concludent is. Eiseres betwist de inhoud van het BMA-advies, dat stelt dat er geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht wordt en dat eiseres in staat is om te reizen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het BMA-advies mocht baseren, maar dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat de staatssecretaris niet voldoende onderbouwd heeft waarom de aanvraag is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiseres geen uitstel van vertrek wordt verleend.

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de staatssecretaris dit niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/3309

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2024 in de zaak tussen

[naam] eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. N.B. Swart)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Bij besluit van 25 oktober 2022 (primaire besluit) heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 maart 2023 op bezwaar is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.
De rechtbank heeft op 6 juli 2023 het onderzoek heropend. De staatssecretaris is daarbij gevraagd het Bureau Medische Advisering (BMA) om een nadere toelichting te vragen. Eiseres heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Partijen hebben toestemming gegeven het onderzoek zonder het houden van een nadere zitting te sluiten.

Overwegingen

1. Op 11 oktober 2022 heeft de staatssecretaris het BMA om advies gevraagd over de hiervoor bedoelde aanvraag van eiseres. Bij nota van 20 oktober 2022 heeft het BMA geadviseerd omtrent de medische problematiek van eiseres. Uit die nota blijkt onder meer dat eiseres bekend is met hoge bloeddruk, spanningsklachten en een milde vernauwing van de aorta waarvoor zij onder controle staat bij de cardioloog. Uit informatie van de cardioloog blijkt dat eiseres hem in 2020 bezocht in verband met een ruisje aan het hart. Er bleek sprake van een geringe vernauwing en insufficiëntie van de aortaklep. Volgens de cardioloog behoeft dit geen behandeling en is het asymptomatisch. Voor de hypertensie en spanningsklachten staat eiseres onder controle en behandeling van de huisarts. In verband met de klachten van de aortaklep staat eiseres onder controle van de cardioloog. Deze geeft aan dat er alleen controle noodzakelijk is. In 2022 heeft een controle plaatsgevonden en was er geen sprake van progressie. De volgende controle staat gepland voor 2024. Verder blijkt uit het advies dat de BMA-arts bij het uitblijven van de behandeling geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht. Bij de genoemde behandeling met betrekking tot de hoge bloeddruk valt deze niet te verwachten omdat er bij eiseres geen sprake is van secundaire orgaanschade. Verder acht de BMA-arts eiseres, gezien de huidige medische inzichten, in staat te reizen met gangbare vervoersmiddelen. De BMA-arts ziet geen aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is. Wel beveelt hij aan dat eiseres een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt en dat medicatie wordt gecontinueerd tijdens de reis.
2. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit, evenals het primaire besluit, gebaseerd op het BMA-advies van 20 oktober 2022.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris het bestreden besluit ten onrechte op het advies van het BMA heeft gebaseerd. In het advies wordt aangegeven dat eiseres onder controle staat van een cardioloog. Ook wordt gesteld dat de cardioloog aangeeft dat behandeling niet nodig is en dat de afwijking asymptomatisch is. Dat is tegenstrijdig, aldus eiseres. Tevens is gesteld dat de cardioloog aangeeft dat eiseres controle behoeft in verband met een afwijking aan de aorta terwijl anderzijds gesteld wordt dat er geen sprake is van orgaanschade. Ook deze informatie is tegenstrijdig. Voorts wordt er volgens eiseres in het bestreden besluit ten onrechte van uitgegaan dat als een afwijking asymptomatisch is, dit betekent dat er geen sprake is van schade. Asymptomatisch betekent immers dat eiseres geen last heeft van symptomen maar er is wel degelijk sprake van afwijkingschade. Dit staat haaks op de conclusie dat er geen sprake is van orgaanschade. Het BMA-advies is hierdoor niet inzichtelijk en voldoet niet aan de eisen die aan een deskundigenadvies moeten worden gesteld. Een deskundigenadvies dient om aan de eisen van een deskundigenadvies te voldoen ook zonder aanvullende medische verklaring (contra-expertise) inzichtelijk te zijn. Nu het BMA-advies innerlijk tegenstrijdig en niet inzichtelijk is, kan het volgens eiseres niet worden beschouwd als een deskundigenadvies zodat het bestreden besluit daar niet zonder meer op mocht worden gebaseerd.
4, Naar aanleiding van de behandeling van het beroep op zitting van 4 juni 2023, heeft de staatssecretaris het BMA om een reactie verzocht ten aanzien van de ogenschijnlijke tegenstelling in het advies van 20 oktober 2022 tussen de vaststelling dat er bij eiseres sprake is van een geringe vernauwing en insufficiëntie van de aortaklep en de uitspraak dat er met betrekking tot de hoge bloeddruk geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht omdat er bij eiseres geen sprake is van secundaire orgaanschade.
5. Het BMA heeft bij brief van 12 juli 2023 als volgt gereageerd:
“Achtergrondinformatie:
Een langdurig bestaande, of erg hoge, bloeddruk kan uiteindelijk zorgen voor schade aan verschillende organen (secundaire orgaanschade). Dit kan zich uiten in o.a. hart- en vaatziekten door de constante hoge druk in de bloedvaten, schade aan de nieren en de ogen en overbelasting van het hart waardoor de hartspier kan vergroten (linker ventrikel hypertrofie) en de pompwerking van het hart achteruit kan gaan (hartfalen).
Een aortaklepstenose is een vernauwing van de aortaklep. De hartklep gaat niet helemaal goed open. Hierdoor stroomt het bloed minder gemakkelijk van de linkerkamer naar de aorta. Dit kan een aangeboren afwijking zijn, maar het kan met de leeftijd ontstaan door verkalking van de hartklep (sclerose).
Situatie van betrokkene
Uit de informatie van de huisarts 16-08-2022 komt naar voren dat betrokkene bekend is met hoge bloeddruk (hypertensie) waarvoor zij medicatie gebruikt. In eerdere informatie van de huisarts d.d. 15-09-2021 wordt de diagnose ‘K86.00 essentiële hypertensie zonder orgaanschade’ vermeld. Nergens in de aanwezige medische informatie komt naar voren dat er bij betrokkene sprake zou zijn van orgaanbeschadiging door de hoge bloeddruk (secundaire orgaanschade). Zoals ook aangegeven in het advies van 20-10-2022 wordt er geen medische noodsituatie verwacht bij het uitblijven van behandeling van de hoge bloeddruk.
Naast de diagnose hoge bloeddruk blijkt er bij betrokkene ook sprake te zijn van een geringe aortaklapstenose en insufficiëntie veroorzaakt door een lichte verkalking (sclerose) van de klep. Volgens de cardioloog is er in een jaar tijd geen sprake geweest van progressie en zal betrokkene na 2 jaar weer worden gecontroleerd. Er is dus geen behandeling ingezet. De lichte vernauwing van de aortaklep heeft niet als oorzaak de hoge bloeddruk, maar een verkalking van de klep.”

Oordeel van de rechtbank

Het BMA-advies
6. Een advies van het BMA is volgens vaste rechtspraak [1] een deskundigenbericht aan de staatssecretaris ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. De staatssecretaris moet, als hij een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag de staatssecretaris bij de beoordeling van een aanvraag van een zodanig advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. Een vreemdeling kan met een contra-expertise de inhoudelijke juistheid van een BMA-advies betwisten. Met stukken van zijn behandelaars kan een vreemdeling de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundigenadvies aan de orde stellen dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
7. De rechtbank overweegt dat met de reactie van 12 juli 2023 het BMA voldoende heeft uitgelegd dat er geen sprake is van een tegenstelling tussen de vaststelling dat er bij eiseres sprake is van een geringe vernauwing en insufficiëntie van de aortaklep en de uitspraak dat er met betrekking tot de hoge bloeddruk geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht omdat er bij eiseres geen sprake is van secundaire orgaanschade. Voorts constateert de rechtbank dat eiseres dit standpunt van het BMA niet heeft bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank is het BMA-advies, tezamen met de nadere toelichting van 12 juli 2023, op dit punt voldoende inzichtelijk en concludent.
8. Omdat de staatssecretaris eerst in beroep een duidelijkere onderbouwing van de medische grondslag van het bestreden besluit heeft gegeven, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet op de nadere motivering die de staatssecretaris alsnog in beroep heeft gegeven, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
De hoorplicht
9. Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat de staatssecretaris de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb heeft geschonden, oordeelt de rechtbank als volgt. Omdat de staatssecretaris naar aanleiding van de gronden van beroep en de behandeling ter zitting het BMA om een toelichting op het advies heeft moeten vragen en deze toelichting bij de beoordeling van het beroep is betrokken, was dus niet op voorhand buiten twijfel dat het bezwaar van eiseres niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Awb tot stand gekomen. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek met gebruikmaking van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat eiseres door schending van de voornoemde wettelijke bepaling niet is benadeeld. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om in beroep haar standpunt over de reactie van het BMA van 12 juli 2023 naar voren te brengen. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2017 [2] . Deze beroepsgrond leidt er dus niet toe dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat onder rechtsoverweging 8 is overwogen zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2, artikel 7:12, eerste lid, en artikel 7:2 van de Awb. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiseres ondanks de gegrondverklaring van dit beroep geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 hoefde te worden verleend.
11. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
12. Omdat de rechtbank het verzoek van eiseres om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht heeft toegewezen, hoeft de staatssecretaris het griffierecht niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 17 maart 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1674)