In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2024, wordt het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag tot uitstel van vertrek beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 oktober 2022 haar aanvraag afgewezen, en dit besluit werd in een bestreden besluit van 17 maart 2023 gehandhaafd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. N.B. Swart. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2023 behandeld en het onderzoek op zitting gesloten. Na heropening van het onderzoek op 6 juli 2023, heeft de staatssecretaris het Bureau Medische Advisering (BMA) om een nadere toelichting gevraagd over de medische situatie van eiseres.
De rechtbank overweegt dat het BMA-advies, dat de basis vormde voor de afwijzing van de aanvraag, voldoende inzichtelijk en concludent is. Eiseres betwist de inhoud van het BMA-advies, dat stelt dat er geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht wordt en dat eiseres in staat is om te reizen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het BMA-advies mocht baseren, maar dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat de staatssecretaris niet voldoende onderbouwd heeft waarom de aanvraag is afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat eiseres geen uitstel van vertrek wordt verleend.
De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. Eiseres is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, waardoor de staatssecretaris dit niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.