ECLI:NL:RBDHA:2024:3697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL23.23207
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over nadere beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 1 februari 2024. In die uitspraak werd het beroep van de opposant kennelijk gegrond verklaard, waarbij de rechtbank verweerder opdroeg om binnen twintig weken een besluit te nemen op de aanvraag van de opposant. De opposant heeft verzet aangetekend, omdat hij meent dat de rechtbank ten onrechte een nadere beslistermijn van twintig weken heeft opgelegd. Hij stelt dat zijn aanvraag compleet is en dat er geen nader onderzoek nodig is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gekozen termijn van twintig weken gerechtvaardigd is, gebaseerd op rechterlijk beleid en de specifieke omstandigheden van de aanvraag. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het verzet enkel kan beoordelen of de bestuursrechter terecht zonder zitting uitspraak heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen argumenten zijn die twijfels oproepen over de eerdere uitspraak. Het verzet is ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak blijft in stand. De opposant krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23207 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad).

Procesverloop

Bij uitspraak van 1 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1308, heeft de rechtbank het beroep van opposant kennelijk gegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Opposant heeft verzet gedaan tegen deze uitspraak.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord over zijn verzet. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Awb.

Overwegingen

1. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank verweerder opgedragen binnen twintig weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van opposant.
2. Opposant meent dat de rechtbank ten onrechte een nadere beslistermijn van twintig weken heeft bepaald. Hij stelt dat een complete aanvraag is ingediend, waardoor de kans dat nader onderzoek moet plaatsvinden nihil is. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank echter ten onrechte op voorhand aangenomen dat verweerder nader onderzoek moet doen. In het oordeel van de rechtbank is niet tot uitdrukking gekomen dat het een bijzonder geval betreft als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb. Tot slot merkt opposant op dat de wettelijke beslistermijn ruimschoots is overschreden. Hij verwijst hij in dat verband naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 28 februari 2023. [1]
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. In verzet kan alleen worden beoordeeld of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Dit betekent dat de beoordeling beperkt is tot de vraag of in de beroepszaak terecht zonder zitting uitspraak is gedaan. Als er in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in het geval van een normale behandeling ook hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor.
4. De rechtbank volgt opposant niet in zijn stelling dat geen nadere beslistermijn van twintig weken kon worden opgelegd. De gekozen termijn is gebaseerd op rechterlijk beleid en is door de rechtbank toegelicht in de aangevallen uitspraak. Daarin is ook toegelicht waarom de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een bijzonder geval bij aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. Verder bevat het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder op de datum van de aangevallen uitspraak was aangevangen met de beoordeling van (de volledigheid van) de aanvraag. De stelling van opposant dat sprake is van een complete aanvraag, leidt niet tot een andere conclusie. Het is namelijk aan verweerder om de aanvraag te beoordelen. In verzet is niet alsnog gebleken dat het onderzoek naar de aanvraag al (deels) was verricht op de datum van de aangevallen uitspraak. Ook het feit dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden vormt geen grond voor de conclusie dat de rechtbank ten onrechte tot zijn kennelijke oordeel is gekomen.
5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht tot het kennelijke oordeel is gekomen dat aan verweerder een beslistermijn van twintig weken kan worden opgelegd.
6. Het verzet is ongegrond. De uitspraak van 1 februari 2024 blijft in stand.
7. Opposant krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.