ECLI:NL:RBDHA:2024:377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheidskwesties onder het Dublin-systeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.

Eiser, die stelt de Turkse nationaliteit te hebben, voert aan dat Kroatië zich schuldig heeft gemaakt aan pushbacks en dat verweerder daarom niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt, wat inhoudt dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van verplichtingen door andere lidstaten. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem in Kroatië die een reëel risico op een behandeling in strijd met mensenrechten met zich meebrengen.

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39244 (beroep) en NL23.39245 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser/verzoeker] , V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. O.C. Bondam),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat de zaak over?
3. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 2000. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat Kroatië zich schuldig heeft gemaakt aan pushbacks en dat verweerder daarom niet uit kan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Immers, niet duidelijk is of Dublinclaimanten van pushbacks gevrijwaard zijn. Eiser voert daaromtrent ook aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet deelbaar is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Kroatië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] of artikel 4 van het Handvest [2] .
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Kroatië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3] De rechtbank ziet in de door zittingsplaats ’s-Hertogenbosch gestelde prejudiciële vragen over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel geen aanleiding om hier anders over te oordelen of de zaak aan te houden. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de eerder genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 13 september 2023. In rechtsoverweging 3.1 van die uitspraak is overwogen dat de mogelijke tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië door bijvoorbeeld pushbacks aan de buitengrenzen er niet toe leiden dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of voor eiser in het bijzonder het risico op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM bestaat. Verweerder mocht dan ook uitgaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
6. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit, wordt het verzoek om een voorlopige voorzieningen niet-ontvankelijk verklaard.
7. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Europees verdrag voor de rechten van de mens.
2.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
3.Uitspraken van 13 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4311) en 2 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1).