ECLI:NL:RBDHA:2024:3839
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van rechtmatig verblijf van een Unieburger in Nederland met betrekking tot een verwijderingsmaatregel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Poolse nationaliteit houder, tegen de vaststelling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland op basis van het Unierecht. De staatssecretaris heeft dit vastgesteld in een besluit van 24 mei 2023, en het bezwaar van eiser is bij een besluit van 4 oktober 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft sinds 17 jaar in Nederland verbleven, maar is dakloos geworden en heeft geen werk of middelen van bestaan. De rechtbank behandelt ook het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij gedurende de afgelopen 17 jaar onafgebroken rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de belangenafweging en dat de verwijderingsmaatregel niet in strijd is met het lex certa-beginsel. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij een duurzame binding met Nederland heeft, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de belangenafweging in het nadeel van eiser heeft mogen laten uitvallen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.