ECLI:NL:RBDHA:2024:3894
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard na vertrek naar land van herkomst
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Burundese nationaliteit, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 29 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 mei 2021 afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend, dat op 18 november 2021 door de rechtbank gegrond werd verklaard, waarna het besluit werd vernietigd. Echter, met het bestreden besluit van 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag opnieuw afgewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren. Na het heropenen van het onderzoek op 24 mei 2023, heeft de staatssecretaris op 9 januari 2024 meegedeeld dat eiseres met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie naar haar land van herkomst is vertrokken. Eiseres heeft bij haar vertrek alle lopende procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel ingetrokken. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij een zitting nodig achten, maar omdat hier geen verzoek om kwam, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar gezochte internationale bescherming in Nederland, waardoor zij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Het beroep wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier, en is openbaar uitgesproken.