ECLI:NL:RBDHA:2024:3894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
NL22.4790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard na vertrek naar land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Burundese nationaliteit, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 29 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 mei 2021 afgewezen als ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend, dat op 18 november 2021 door de rechtbank gegrond werd verklaard, waarna het besluit werd vernietigd. Echter, met het bestreden besluit van 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag opnieuw afgewezen.

De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de staatssecretaris aanwezig waren. Na het heropenen van het onderzoek op 24 mei 2023, heeft de staatssecretaris op 9 januari 2024 meegedeeld dat eiseres met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie naar haar land van herkomst is vertrokken. Eiseres heeft bij haar vertrek alle lopende procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel ingetrokken. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij een zitting nodig achten, maar omdat hier geen verzoek om kwam, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

De rechtbank concludeert dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar gezochte internationale bescherming in Nederland, waardoor zij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Het beroep wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Burundese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980. Zij heeft op 29 augustus 2018 een aanvraag om het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres met het besluit van 20 mei 2021 afgewezen als ongegrond. De zittingsplaats Amersfoort van deze rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen dit besluit op 18 november 2021 gegrond verklaard en het besluit vernietigd. [1] Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres opnieuw afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 24 mei 2023 heropend en het beroep aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1.3.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 9 januari 2024 laten weten dat eiseres met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar haar land van herkomst is vertrokken. De gemachtigde van eiseres heeft op dit bericht gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De staatssecretaris heeft bij zijn bericht van 9 januari 2024 een vertrekverklaring overgelegd waaruit blijkt dat eiseres bij haar vertrek naar haar land van herkomst alle lopende procedures voor het verkrijgen van een verblijfstitel intrekt. De gemachtigde van eiseres heeft in haar reactie laten weten kennis te hebben genomen van deze stukken en zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar gezochte internationale bescherming in Nederland. Daarom heeft zij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiseres niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Amersfoort) 18 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:16927.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.