ECLI:NL:RBDHA:2024:3938

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
24-760
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor verbouwing tot appartementen

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van de benedenwoning en de bovenwoning tot drie appartementen op de locatie [adres 1] te [plaats]. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Delft op 7 juli 2023. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat leidde tot een bestreden besluit op 18 december 2023, waarin het college zijn eerdere besluit handhaafde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2024 behandeld, waarbij zowel verzoekers als de gemachtigden van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter constateert dat er wijzigingen in het bouwplan zijn doorgevoerd, waarvoor aanvullende vergunningen zijn of nog moeten worden aangevraagd. De werkzaamheden aan de uitbouw, dakkapel, terras en balkon zijn stilgelegd, en de vergunninghouder heeft aangegeven dat wijzigingen zullen worden doorgevoerd. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit en de omgevingsvergunning te schorsen voor deze specifieke werkzaamheden. Daarnaast is er een schorsing uitgesproken ten aanzien van de bouw van de vloerbalken op de bel-etage, omdat de benodigde constructietekeningen niet zijn overgelegd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek voor het overige afgewezen, wat betekent dat de overige vergunde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Het college is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/760

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats 1] , verzoekers

(gemachtigde: mr. L. van Schie-Kooman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: mr. L. van der Windt).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde partij], te [woonplaats 2] , Duitsland (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. C.J. Dekker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van de benedenwoning en het verbouwen van de bovenwoning tot drie appartementen op de locatie [adres 1] te [plaats] .
Het college heeft met het besluit van 7 juli 2023 deze vergunning verleend aan vergunninghouder. Met het bestreden besluit van 18 december 2023 op het bezwaar van verzoekers is het college bij dit besluit gebleven. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld (zaaknr. SGR. 24/759).
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam] en de gemachtigde van vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 24 maart 2023 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van de benedenwoning en verbouwen van de bovenwoning tot drie appartementen op de locatie [adres 1] te [plaats] . De aanvraag voorziet onder meer in de bouw van een balkon, dakkappellen op de zijdakvlakken en een uitbouw aan de achterzijde.
2.1
Het college heeft met het besluit van 7 juli 2023 de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten “het bouwen van een bouwwerk” en “het handelen in strijd met de regels van een bestemmingsplan” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het college is daarbij op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wabo afgeweken van de bestemmingsplannen “Binnenstad 2012” en “Facetherziening parkeren”. Deze afwijkingen zien op een overschrijding van de maximaal toegestane diepte van de uitbouw en op het afwijken van de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. Het college heeft daarbij besloten om de adressen Nieuwe Plantage 7B en 7C op te nemen in het POET-Overzicht, met de vermelding dat aan de bewoners en bezoekers
geen parkeervergunning kan worden verstrekt.
2.2.
Met het bestreden besluit heeft het college het besluit van 7 juli 2023, conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 13 november 2023, in stand gelaten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoering Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 24 maart 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo nog van toepassing is.
Wijzigingen in het bouwplan
5. Vast staat dat gaandeweg een aantal wijzigingen in het bouwplan is doorgevoerd, waarvoor aanvullende vergunningen zijn of nog moeten worden aangevraagd. Het betreft:
i. het niet realiseren van de dakkapel aan de zijde van het pand [adres 2] ;
ii. het verhogen van de gehele vloer van de bel-etage in plaats van enkel het achterste deel daarvan dat ± 2/3 van die vloer beslaat;
iii. het niet realiseren van de uitbouw aan de achterkant van de kelder/het souterrain, alsook de uitdieping van 30 centimeter van deze uitbouw;
iv. het waterdicht maken van de vloer van de kelder/het souterrain door het weghalen van de keldervloer en de ondervloer en het vervolgens aanbrengen van een waterdichte en isolatie laag;
v. het verstevigen van de vloerbalken op eerste en tweede etage, alsmede de zolder;
vi. fietsenstallingen in de achtertuin [adres 1] en de voortuin [adres 1] ;
vii. het niet realiseren van de warmtepomp.
5.1.
Gebleken is dat de werkzaamheden aan de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde zijn stilgelegd en dat vergunninghouder wijzigingen op deze punten zal doorvoeren, waarvoor wijzigingsaanvragen worden ingediend. De voorzieningenrechter stelt vast dat vergunninghouder de werkzaamheden op andere wijze zal uitvoeren, zodat vergunninghouder geen belang heeft bij inwerkingtreding van deze onderdelen van het bouwplan. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit en de omgevingsvergunning te schorsen voor zover dit ziet op de bouw van de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde van de woning.
Vloerbalken
6. Vergunninghouder heeft aangegeven dat de constructie van de vloerbalken op de bel-etage op andere wijze zal worden uitgevoerd en dat daarvoor aanvullende constructieberekeningen zijn gemaakt, die door de toezichthouder akkoord zijn bevonden. De voorzieningenrechter overweegt dat die constructietekeningen niet zijn overgelegd in deze procedure, zodat niet kan worden beoordeeld of aannemelijk is dat die constructie voldoet aan het Bouwbesluit. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit en de omgevingsvergunning ook te schorsen ten aanzien van de bouw van de vloerbalken op de bel-etage.
6.1.
Voor het verstevigen van de vloerbalken op de eerste en tweede etage zal nog een aanvraag worden ingediend waarop nog moet worden beslist. Dit valt daarom buiten de omvang van het bestreden besluit, zodat geen voorlopige voorziening kan worden getroffen ten aanzien hiervan.
Souterrain
7. Er bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter verder geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de werkzaamheden aan het souterrain. Vast staat dat die werkzaamheden in het rapport van Geelhoed engineering B.V. van 29 juni 2023 zijn beoordeeld en dat daarin is geconstateerd dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Verzoekers hebben geen stukken overgelegd die aanleiding geven om aan de conclusies van dit rapport te twijfelen. Voor zover zij erop wijzen dat het bouwplan in de toekomst ook op dit punt nog aangepast kan worden, kan dat geen reden zijn voor schorsing van het bestreden besluit, aangezien dat buiten de omvang van deze vergunning valt.
Beschermd stadsgezicht
8. De voorzieningenrechter ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat de omzetting van de woning naar een benedenwoning en 3 appartementen het beschermd stadsgezicht aantast. Anders dan verzoekers betogen, heeft het Adviescommissie omgevingskwaliteit (AOK) wel degelijk naar het beschermd stadsgezicht gekeken. In het advies van de AOK van 5 oktober 2023 - dat op basis van de aangepaste tekening(en) van 16 mei 2023 is opgesteld - staat namelijk dat die commissie constateert dat het bouwplan voldoet aan de van toepassing zijnde beoordelingscriteria uit de welstandsnota en dat, aangezien de ingrepen aan het pand (vervallen staat) de uitstraling en beeldkwaliteit sterk verbeteren, het beschermd stadsgezicht wordt gewaarborgd en hersteld. Verzoekers hebben geen tegenadvies van een deskundig te achten persoon of instantie overgelegd, zodat het college dit advies naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kon overnemen en aan het bestreden besluit ten grondslag kon leggen.
Parkeren
9. Daarnaast vrezen verzoekers voor aantasting van de openbare parkeersituatie in de directe omgeving van het bouwplan.
9.1
Uit het bestreden besluit blijkt dat de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan met 2 plaatsen toeneemt (ten behoeve van huisnrs. 7b en 7c). Omdat het bouwplan hierin niet voorziet, is de aanvraag in strijd met artikel 5.1, onder a, van de regels van het bestemmingsplan “Facetherziening Parkeren”.
9.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college op grond van artikel 5.3, aanhef en onder a, van de regels van dat bestemmingsplan is afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 van die planregels. Dat is mogelijk indien het voldoen aan het bepaalde in artikel 5.1 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en/of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden. Volgens het college is het bouwplan aan te merken als kleinschalige ontwikkeling en is niet gebleken dat door het gebruiken van de afwijkingsbevoegdheid een onevenredige aantasting van de parkeersituatie in de openbare ruimte of de woon- en leefsituatie plaatsvindt. Door de adressen van twee woningen op te nemen op de POET-lijst zal de parkeerdruk namelijk niet toenemen.
9.3
In de Nota Parkeernormen 2018, die op grond van artikel 5.5 van deze planregels in acht moet worden genomen, is de nul-vergunning-regeling opgenomen als afwijkingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 5.3 van het bestemmingsplan “Facetherziening parkeren”. Deze regeling is bedoeld voor de kleine ontwikkelingen van woonfuncties, waarbij niet (volledig) wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein. Dit houdt in dat als bij een nieuwe woonfunctie (incl. functiewijziging naar wonen) niet (volledig) in de parkeerbehoefte wordt voorzien, géén aanspraak kan worden gemaakt op parkeervergunningen voor straat-parkeren. Hierdoor wordt de omgeving van de ontwikkeling beschermd tegen extra parkeerdruk. De voorwaarde om gebruik te maken van de nul-vergunning-regeling is dat het kleinschalige woonontwikkelingen betreft in het gereguleerde gebied in Delft. Onder kleinschalig wordt verstaan: de parkeereis behorend bij maximaal 10 woningen. De ontwikkelingen waarbij de nul-vergunning-regeling van toepassing is worden vermeld op de POET-lijst met uitsluiting van zowel de bewonersvergunningen als de bezoekersvergunningen.
9.4
Aangezien gebleken is dat aan de Nieuwe Plantage een betaald-parkeren regime geldt en het college op grond van de Nota parkeernormen 2018 in dit geval de nul-vergunning-regeling heeft mogen toepassen, hoeft naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet te worden gevreesd voor extra parkeerdruk in de straat. Het college heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat kan worden afgeweken van artikel 5.1 van de planregels. Deze grond slaagt dan ook niet.
Bouwbesluit
10. Ten aanzien van de door verzoekers opgeworpen vraag of het bouwplan aan artikel 3.18 van het Bouwbesluit voldoet, stelt de voorzieningenrechter vast dat in de Rapportage Geluidsisolatie NEN 5077 van 25 oktober 2023 wordt geconcludeerd dat in alle situaties wordt voldaan aan de eisen voor contactgeluid met de aanpandige woningen. In alle situaties kan – met de aanpassingen uit het ontwerp – worden voldaan aan de eisen voor luchtgeluid voor de aanpandige woningen. De geplande geluidisolatie tussen de te vormen woningen onderling voldoet volgens de berekeningen ruimschoots aan het Bouwbesluit. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers dit rapport niet gemotiveerd hebben betwist. Gelet hierop is het college er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter terecht van uitgegaan dat aannemelijk is dat ten aanzien van de geluidseisen wordt voldaan aan het Bouwbesluit.
10.1.
Verder merkt de voorzieningenrechter nog op dat artikel 4.31 van het Bouwbesluit, waar verzoekers een beroep op hebben gedaan, deel uitmaakt van afdeling 4.4 van het Bouwbesluit, die betrekking heeft op de bereikbaarheid en toegankelijkheid van nieuwbouw, waarvan in dit geval geen sprake is. Deze grond slaagt daarom evenmin.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter zal het verzoek gedeeltelijk toewijzen en de voorlopige voorziening treffen dat het bestreden besluit en het besluit van 7 juli 2023 worden geschorst voor zover daarmee vergunning is verleend voor bouwactiviteiten ten aanzien van de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde van de woning en de vloerbalken op de bel-etage, totdat uitspraak is gedaan op het beroep. Het verzoek zal voor het overige worden afgewezen. Dat betekent dat de overige vergunde werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Verzoekers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek gedeeltelijk toe;
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit en het besluit van
7 juli 2023, voor zover daarmee vergunning is verleend voor bouwactiviteiten ten aanzien van de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde van de woning en de vloerbalken op de bel-etage, totdat uitspraak is gedaan op het beroep;
- wijst het verzoek af voor het overige;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.