Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser], alias [eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
26 februari 2024, de vierde dag van de inbewaringstelling, een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op 7 maart 2024 is ook een vluchtaanvraag gedaan. Vanaf 12 maart 2024 zijn de vluchtgegevens bekend. Hieruit volgt dat eiser op 22 maart 2024 om 17:15 naar Marokko vliegt. Gezien het geheel aan administratieve handelingen ter voorbereiding van de uitzetting, bestaat geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris in dit kader onvoldoende voortvarend handelt. Hem mag namelijk enige tijd gegund worden om de uitzetting te regelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat hij voor het vaststellen van de overdrachtsdatum (mede) afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten. De staatssecretaris heeft op de zitting terecht gewezen op de nieuwe werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten die medio december 2023 is gewijzigd. Volgens de nieuwe werkwijze geldt er een informatieverplichting van tien werkdagen voor het boeken van een vlucht om de consulaten voldoende tijd te geven om een laissez-passer af te geven. De staatssecretaris heeft eisers vlucht aangezegd op 12 maart 2024 en eiser vliegt op 22 maart 2024. Dit is in lijn met de nieuwe werkwijze. Het ligt niet op de weg van de staatssecretaris om de termijn van tien dagen te verkorten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de inbewaringstelling niet onredelijk lang voortduurt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
mr. S.M. Hampsink, griffier.