ECLI:NL:RBDHA:2024:4121
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.L. Roubos
- S.E. Harms
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die Algerijnse nationaliteit heeft, heeft op 29 november 2023 asiel aangevraagd in Nederland, nadat hij via verschillende landen naar Nederland was gereisd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 7 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de aanbiedingsbrief van verweerder niet het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat het asielverzoek inhoudelijk zou worden behandeld. De rechtbank stelt vast dat er geen toezegging is gedaan dat de aanvraag in de nationale procedure zou worden behandeld en dat de Dublinverordening correct is toegepast.
Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Zwitserland. Eiser heeft niet aangetoond dat er in zijn geval sprake is van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in Zwitserland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.