ECLI:NL:RBDHA:2024:4159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.74
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en onvoldoende onderbouwing van vervolgingsrisico

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1987, heeft op 30 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 december 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 1 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. De eiser heeft problemen ondervonden met zijn oom en Al-Shabaab, maar de rechtbank vindt de verklaringen van de eiser over de rekrutering en de ontvoering ongeloofwaardig. De staatssecretaris heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser gemotiveerd en de rechtbank volgt deze redenering. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de eiser niet in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, omdat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank wijst het beroep van de eiser af en verklaart het ongegrond, zonder vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.74
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E.P.A. Zwart),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987. Hij heeft op 30 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 29 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Yahye als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd.
2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt - samengevat - aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij problemen heeft ondervonden met zijn oom en Al-Shabaab. Nadat eiser was uitgezet uit Saoedi-Arabië heeft hij na een jaar naar zijn oom en opa gereisd om de erfenis van zijn vader te claimen. Eiser heeft twee dagen na aankomst met zijn oom gesproken en tijdens dit gesprek werd duidelijk dat zijn oom hem wilde rekruteren voor Al-Shabaab. Eiser verklaart dat hij heeft
geweigerd. Vervolgens is eiser door vijf mannen mishandeld en ontvoerd. Tevens verklaart eiser dat hij in een hut werd opgesloten en de volgende ochtend ter dood werd veroordeeld. Eiser stelt dat hij dezelfde ochtend nog is ontsnapt vanwege een vuurgevecht dat was uitgebroken. Teruggekeerd in Mogadishu kreeg eiser een dreigtelefoon van zijn oom. Eiser heeft eind september 2022 Somalië verlaten.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
5. Nationaliteit, identiteit en herkomst;
6. De rekrutering, ontvoering, veroordeling door de oom/Al-Shabaab en ontsnapping;
7. Discriminatie vanwege etniciteit.
5. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en de discriminatie vanwege zijn etniciteit geloofwaardig geacht. De staatssecretaris heeft de gestelde rekrutering, ontvoering, veroordeling door de oom/Al- Shabaab en ontsnapping echter ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiser hierover volgens de staatssecretaris in hoofdlijnen ongerijmd, algemeen dan wel summier van aard zijn.
6. Op grond van de geloofwaardig bevonden elementen stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat deze elementen niet te herleiden zijn tot één van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. Ook is niet aannemelijk dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.

Beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas

7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal ingaan op verschillende argumenten die daartoe worden aangevoerd.
Tegenstrijdigheden met aanmeldgehoor
8. Eiser heeft aanvankelijk aangevoerd dat niet tegengeworpen kan worden dat hij in het aanmeldgehoor zijn oom niet heeft genoemd en dat hij evenmin heeft genoemd dat hij is mishandeld, ontvoerd, ter dood veroordeeld en vervolgens is ontsnapt. De staatssecretaris heeft aangegeven dit argument ter onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van het tweede element te laten vallen. Eiser merkt op dat als de staatssecretaris het eerste argument ter onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van dit element laat vallen van de staatssecretaris mag worden verlangd dat hij kenbaar motiveert waarom het laten vallen van dit argument niets aan het oordeel van de staatssecretaris verandert dat dit element nog steeds ongeloofwaardig is. Eiser is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van de bestreden beschikking een kenbare motivering ontbeert.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat het betoog faalt. De ongeloofwaardigheid van het tweede element is namelijk niet enkel gebaseerd op deze tegenstrijdigheden – die achteraf ten onrechte – zijn tegengeworpen. De staatssecretaris heeft de ongeloofwaardigheid van relevant element 2 kenbaar gemotiveerd op pagina 2 tot en met 5 van het bestreden besluit, door aanvankelijk negen en, na het laten vallen van dit argument, acht redenen aan te voeren te leiden tot de conclusie dat de staatssecretaris relevant element 2 ongeloofwaardig acht. Deze acht punten staan los van de tegenstrijdigheden die – achteraf gezien ten onrechte – zijn tegengeworpen. De rechtbank oordeelt dan ook dat kenbaar is gemotiveerd waarom het element ook zonder dit argument ongeloofwaardig is gevonden.
Verklaringen over oom
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij meer kan verklaren over zijn oom. Eiser stelt dat hij niet veel weet van zijn oom, omdat hij zijn hele leven in Saoedi-Arabië heeft gewoond en zijn ouders zijn gescheiden toen hij nog jong was. Daarbij stelt eiser dat hij slechts twee gesprekken heeft gehad met zijn oom. Het gegeven dat eiser weinig contact heeft gehad met zijn oom en zijn oom hem veel vragen heeft gesteld, maakt volgens eiser niet dat van hem verlangd mag worden dat hij meer kan verklaren over zijn oom. Bovendien was eiser ook niet afgereisd naar Mogadishu om meer te weten te komen over zijn oom, maar om zijn deel van de erfenis op te eisen.
10. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van eiser verwacht mocht worden dat hij meer kan verklaren over zijn oom. De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris dat niet valt in te zien dat eiser alleen de naam van zijn oom kan benoemen maar geen antwoord kan geven op vragen zoals wat voor werk zijn oom doet of hoe oud zijn oom is. Daarbij mocht de staatssecretaris betrekken dat eiser niet kan verklaren over basale informatie omtrent zijn oom terwijl zijn asielrelaas grotendeels draait om problemen die zijn ontstaan door zijn oom. De oom van eiser vormt een belangrijke factor in het vluchtmotief van eiser, maar eiser kan hier weinig over verklaren. De rechtbank kan de verklaring van eiser waarom hij weinig over zijn oom weet, niet. Zo mocht de staatssecretaris ervan uitgaan dat eiser en zijn oom zich aan elkaar hebben voorgesteld en (iets) hebben verteld over elkaars leven. Eiser heeft immers enige tijd met zijn oom doorgebracht, gelet op het feit dat hij twee gesprekken heeft gehad met zijn oom. Ook had de moeder van eiser wel contact had met zijn oom en kreeg zij regelmatig bezoek van hem. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser nooit met zijn moeder heeft gesproken over zijn oom. Dat eiser niet was afgereisd om meer te weten over zijn oom, maar om zijn deel van de erfenis op te eisen, volstaat niet als verklaring voor het feit dat hij zo weinig weet over zijn oom.
11. De rechtbank concludeert dan ook dat de staatssecretaris het ongeloofwaardig kon achten dat eiser zo weinig kon verklaren over zijn oom. De beroepsgrond faalt.
De mannen die eiser ontvoerden
12. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij meer kan verklaren over de vijf mannen die hem mishandeld en ontvoerd zouden hebben. Eiser verklaart dat hij niet meer heeft kunnen verklaren omdat het donker was, hij direct klappen kreeg en geblinddoekt werd.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft enkel kunnen verklaren dat er vijf mannen waren maar niet hoe deze mannen eruit zagen, of hun gezicht wel of niet bedekt was, of ze een uniform droegen en of dat hij één van de mannen herkende. De rechtbank kan de staatssecretaris volgen in zijn redenering dat het ongeloofwaardig is dat eiser niets kan verklaren over deze mannen terwijl het wel licht genoeg was voor eiser om op te merken dat er
vijfmannen waren. Bij de beoordeling heeft de staatssecretaris rekening gehouden met de mogelijkheid dat eiser in shock verkeerde tijdens deze gebeurtenis. De staatssecretaris werpt eiser dan ook niet tegen dat hij geen specifieke details kan onderscheiden, maar wel wordt tegengeworpen dat eiser helemaal niets over deze mannen kan verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat van eiser verwacht mocht worden dat hij meer kan verklaren over de vijf mannen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van dit element. De beroepsgrond faalt.
Ter dood veroordeling
14. Eiser voert - samengevat - aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de ter dood veroordeling van eiser niet geloofwaardig is. Daarbij bestrijdt eiser het standpunt van de staatssecretaris dat eiser summier heeft verklaard over de rechtszaak en de rechter. Ook voert eiser aan dat Al-Shabaab interesse in eiser zou hebben omdat hij Arabisch sprak en uit Saoedi-Arabië kwam, samen met de omstandigheid dat ze op dat moment aan het vechten waren met Ethiopië. Daarbij verwijst eiser naar het Algemeen Ambtsbericht van juni 2023 inzake Somalië i.
15. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde ter dood veroordeling van eiser ongeloofwaardig is. Hieromtrent volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn stelling dat het geen logische handelwijze is dat eiser na één keer geweigerd te hebben om te gaan vechten voor Al- Shabaab vermoord zou worden, als het doel is om eiser voor zich te winnen en mee te laten strijden. Deze gang van zaken strookt niet met het beeld uit het Algemeen Ambtsbericht van juni 2023 inzake Somaliëii. De rechtbank acht met de staatssecretaris relevant dat de verklaringen van eiser hieromtrent niet in lijn zijn met, dan wel niet passen bij de landeninformatie met betrekking tot Somalië.
16. De rechtbank is verder met de staatssecretaris van oordeel dat eiser niet heeft onderbouwd dat Al-Shabaab speciale interesse in hem zou hebben en hem daarom wilde rekruteren. Het Algemene Ambtsbericht van juni 2023 inzake Somalië waarnaar eiser verwijst, schetst de actuele situatie in Somalië, maar hieruit volgt niet automatisch dat dit ook van toepassing is op eiser. Uitgangspunt is dat het op de weg van eiser ligt om te onderbouwen waarom de actuele situatie in Somalië - zoals geschetst in de algemene openbare bronnen - op hem persoonlijk van toepassing is. Eiser heeft dit niet onderbouwd en niet persoonlijk gemaakt. De beroepsgrond faalt.
Ontsnapping motor
17. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over de ontsnapping met de motor summier zijn. Hieromtrent stelt eiser dat hij via een kamelenhoeder - die hij toevallig is tegenkomen – contact kreeg met zijn moeder en opa. Vervolgens heeft de opa van eiser een man geregeld die eiser anderhalf uur later op de motor heeft opgehaald.
18. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde ontsnapping op de motor ongeloofwaardig is. Daarbij heeft de staatssecretaris mogen tegenwerpen dat eiser niets kan verklaren over deze man, ook niet hoe hij heet. De staatssecretaris heeft ook mogen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard. Ten aanzien van de heenreis verklaart eiser dat hij op de motor controleposten is tegengekomen en een uur moest wachten voordat hem werd gevraagd naar wie hij toe ging. Toen eiser zei dat hij naar zijn oom en opa ging werd die naam ook herkend en mocht hij doorrijden. Eiser verklaart vervolgens over zijn terugreis na zijn ontsnapping in het vuurgevecht dat hij onderweg op de motor maar een paar controleposten is tegengekomen omdat de motorrijder de weg goed kende. De motorrijder vertelde volgens eiser onderweg dat hij vroeger qat vervoerde en dat hij toen ook door de controles van deze mensen kwam. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris mocht tegenwerpen dat niet wordt ingezien dat de motorrijder al de agenten kende, ook al heeft hij vroeger vaak qat bezorgd. De beroepsgrond van eiser dat de staatssecretaris het niet kan afdoen met deze opmerking, dat de staatssecretaris in onvoldoende mate kennis heeft genomen van de verklaringen die eiser blijkens het rapport nader gehoor op dit onderdeel heeft afgelegd en dat de bestreden beschikking daarom niet zorgvuldig voorbereid en niet kenbaar gemotiveerd is, faalt dan ook.
Teveel toevalligheden
19. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat in het asielrelaas van eiser teveel toevalligheden voorkomen. Zo breekt er de dag na de veroordeling toevallig een vuurgevecht uit. Toevallig zorgt dit vuurgevecht ervoor dat eiser niet meer bewaakt wordt. Daarnaast is de deur bij de hut, die wordt gebruikt om mensen gevangen te houden, gemaakt van dun hout waardoor eiser erg makkelijk kan ontsnappen. Vervolgens kon eiser ontsnappen en ziet niemand hem ontsnappen. Na een uur lopen weet eiser niet meer waar hij is en komt dan een man tegen die hem te drinken wil geven en hem zijn telefoon met weinig beltegoed wil lenen. Ook is er toevallig wel bereik, terwijl er in Somalië lang niet overal bereik is. Vervolgens kan de opa van eiser toevallig een man bereiken die eiser kan en wil ophalen op de motor. Gelet op het voorstaande kan de rechtbank de staatssecretaris volgen in zijn redenering dat de onderlinge samenhang van de toevalligheden er toe leiden dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig kan worden geacht. Hierom faalt de beroepsgrond.
Onvoldoende kennis genomen zienswijze, openbare bronnen en achtergrond van eiser
20. Eiser voert - samengevat - aan dat de staatssecretaris in onvoldoende mate kennis heeft genomen van hetgeen in de zienswijze en in de openbare bronnen is aangevoerd. Daarnaast stelt eiser dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de achtergrond van eiser waardoor het bestreden besluit niet kenbaar is gemotiveerd.
21. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake van is. Zo blijkt niet uit de besluitvorming dat de staatssecretaris in onvoldoende mate kennis heeft genomen van hetgeen in de zienswijze is aangevoerd, openbare bronnen of dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de achtergrond van eiser. Daarentegen is juist gebleken dat de staatssecretaris - zoals eiser in de zienswijze heeft gedaan - stapsgewijs ingaat op elk sub- element van relevant element 2. Daarbij heeft de staatssecretaris de citaten die eiser erbij haalt uit het nader gehoor, in het voornemen betrokken bij de beoordeling. De staatssecretaris heeft uitgelegd waarom desalniettemin verwacht wordt dat eiser op voorstaande punten meer kan verklaren of waarom relevant element 2 toch ongeloofwaardig
is. Verder blijkt ook dat de staatssecretaris het algemeen ambtsbericht van Somalië van juni 2023 betrekt in zijn beoordeling en daarbij verwijst naar paragrafen. De staatssecretaris heeft in de besluitvorming ook de inhoud van Werkinstructie 2014/11 en de bron waaruit eiser haalt dat de gedwongen rekrutering sterk situationeel bepaald is en in bepaalde gevallen kan toenemen, betrokken. Tevens heeft de staatssecretaris uitgelegd dat openbare bronnen altijd, waar relevant, worden meegenomen in de integrale geloofwaardigheidstoets. Uitgangspunt is dat het op de weg van eiser ligt om middels zijn verklaringen zijn problemen aannemelijk te maken, maar eiser is daar niet in geslaagd. De beroepsgrond faalt.
Conclusie ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling
22. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris reeds vanwege de ongeloofwaardigheid van de besproken punten, relevant element 2 ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Nu eiser ten aanzien van die punten niet heeft aangevoerd dat door de staatssecretaris onvoldoende zou zijn doorgevraagd, laat de rechtbank deze beroepsgrond onbesproken.
Subsidiaire bescherming
23. Eiser is van oordeel dat de staatssecretaris had moeten toetsen of de niet betwiste individuele situatie van eiser in het licht van de algemene situatie in Somalië meebrengt dat hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn jo artikel 29, eerste lid aanhef en onder b, van de Vw. Eiser verwijst in dit verband naar het algemene ambtsbericht van juni 2023 waarin onder meer staat dat de veiligheidssituatie in Mogadishu verslechterde tijdens de verslagperiode. Eiser merkt op dat niet betwist is dat hij een man is die slechts kort in Mogadishu heeft gewoond en derhalve geen netwerk heeft in Somalië en behoort tot de Rahanweyn. Eiser doet in dit verband een beroep op het arrest van het Hof van Justitie EU (Hof van Justitie) van 9 november 2023iii en meent dat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. Op zitting verklaart eiser nog dat de staatssecretaris in onvoldoende mate heeft onderkend dat eiser afkomstig is uit Saudi-Arabië, hij niet beschikt over een netwerk in Somalië omdat hij maar een jaar in Mogadishu heeft verbleven, hij niet hoort bij een meerderheidsclan en hij door zijn etniciteit wordt gediscrimineerd.
24. De rechtbank stelt vast dat eiser in de zienswijze heeft opgemerkt dat de staatssecretaris in onvoldoende mate heeft onderkend dat hij niet beschikt over een netwerk in Somalië, omdat hij vrijwel zijn hele leven in Saoedi-Arabië heeft gewoond. Hij behoort verder tot de Rahanweyn. Eiser heeft onder meer naar het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023 gewezen en is van oordeel dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft en bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM dan wel op ernstige schade. Daarop heeft de staatssecretaris gereageerd door te overwegen dat eiser geen substantiële problemen heeft ondervonden vanwege zijn etniciteit en dat de problemen die hij wel had, niet zwaarwegend genoeg zijn om hem een vergunning te verlenen. Pas in de gronden van beroep doet eiser een beroep op artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn jo artikel 29, eerste lid aanhef en onder b, van de Vw. Verweerder heeft op dat standpunt in het verweerschrift gereageerd.
25. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende is ingegaan op wat er voorlag ten tijde van dat besluit. Er was gezien de
verklaringen van eiser geen aanleiding voor de staatssecretaris om meer te overwegen dan hij heeft gedaan. In zoverre faalt het betoog van eiser.
26. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich inhoudelijk niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er in Mogadishu geen sprake is van een situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn, evenmin op grond van individuele omstandigheden. Zo heeft de staatssecretaris verwezen naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2023iv en van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 januari 2024v, waarin is geoordeeld dat er in Mogadishu geen sprake is van een situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank is van oordeel dat door eiser geen individuele omstandigheden zijn aangevoerd die het risico op ernstige schade vergroten, waardoor er sprake is van een situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Eisers verklaring dat hij vanwege zijn etniciteit is uitgescholden, dat hij kort in Mogadishu heeft gewoond en daarom geen netwerk heeft in Somalië en dat hij niet behoort tot een meerderheidsclan in Mogadishu, volstaat niet. Gelet op het voorstaande volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn redenering dat hij niet volgt dat eiser bij terugkeer in Mogadishu een verhoogd risico loopt op ernstige schade. De beroepsgrond faalt.

Conclusie en gevolgen

27. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
i Algemeen Ambtsbericht Somalië, juni 2023.
ii Algemeen Ambtsbericht Somalië, juni 2023, pagina 36 en 37.
iii ECLI:EU:C:2023:843.
iv ECLI:NL:RVS:2023:1067/ 202205708/1/V1.
08 februari 2024

Documentcode: [documentcode]