ECLI:NL:RBDHA:2024:4270

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
NL24.10297
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft. Eiser is op 30 december 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en op basis van de ingediende stukken uitspraak gedaan.

Eiser heeft aangevoerd dat de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw en dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden. Hij heeft zijn medische situatie, waaronder een eerdere diagnose van tuberculose, en de impact van de maatregel op zijn religieuze praktijken tijdens de Ramadan naar voren gebracht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die de voortduren van de bewaring onrechtmatig maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen zicht op uitzetting ontbreekt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is genomen zonder dat er een zitting heeft plaatsgevonden, omdat de rechtbank zich voldoende voorgelicht achtte op basis van de overgelegde stukken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10297

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 15 maart 2024 gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend op 20 maart 2024, waarna verweerder een verweerschrift heeft ingediend. Het onderzoek is vervolgens weer gesloten op 21 maart 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1977 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 1 maart 2024.
4. Eiser beroept zich op het beginsel van fair hearing en verzoekt het beroep ter zitting te behandelen. Hij wijst erop dat hij tijdens het vertrekgesprek op 29 februari 2024 heeft aangegeven dat het 50 procent met hem gaat. Eiser is van mening dat verweerder hem ten onrechte niet heeft gevraagd waarom dat zo is. Ook roept het verbazing op bij eiser dat in de voortgangsrapportage is opgenomen dat tijdens dit vertrekgesprek geen redenen zijn aangedragen waarom de maatregel niet langer kan voortduren. Eiser meent dat het voortduren van de bewaring in strijd is met artikel 5, eerste lid en onder f, van het EVRM [3] en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Verder wijst eiser erop dat het lp [4] -onderzoek plaatsvindt op basis van vingerafdrukken. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 13 februari 2024. [5] Ook heeft eiser zijn medisch dossier overgelegd, waaruit blijkt dat hij in 2018 tuberculose had maar dat dit niet besmettelijk was. Eiser stelt dat in het medisch dossier geen einddatum van de tuberculose is opgenomen en dat als hij nu tuberculose heeft, hij niet gedwongen zal worden uitgezet met gebruikmaking van een vliegmaatschappij. Tot slot stelt eiser dat de maatregel een schending van artikel 9 van het EVRM oplevert, omdat de inbewaringstelling hem belet tijdens de Ramadan in vrijheid de An-Nasr Moskee in Rotterdam te bezoeken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank, gelet op het voorgaande, onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
6. In eisers verklaring dat hij zich 50 procent voelt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om door te vragen of het mogelijk medisch niet goed gaat met eiser. Daarbij is van belang dat indien eiser gezondheidsklachten ervaart, hij een beroep kan doen op de medische dienst in het detentiecentrum. Verweerder heeft dan ook kunnen volstaan met de conclusie dat na het vertrekgesprek er geen nieuwe omstandigheden zijn aangedragen die maken dat de bewaring niet langer kan voortduren.
7. Er bestaan geen aanknopingspunten voor het algemeen oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko ontbreekt. [6] Hiervan is ook in de specifieke situatie van eiser geen sprake. Het enkele verstrijken van de tijd sinds het indienen van de lp-aanvraag leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten in het geval van eiser een lp zullen afgeven. Hetgeen is opgenomen in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, is niet van toepassing in de zaak van eiser, nu (nog) geen sprake is van een nationaliteitsbevestiging. Wat eiser in dit kader aanvoert slaagt dan ook niet.
8. Dat uit het medisch dossier blijkt dat bij eiser in 2018 tuberculose is geconstateerd, maakt niet dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is of dat geen sprake is van zicht op uitzetting.
9. Op grond van artikel 9, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan de vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
10. Eiser is in bewaring gesteld in het belang van de openbare orde. Uit het tweede lid van artikel 9 van het EVRM volgt dat eisers recht op vrijheid van godsdienst kan worden ingeperkt voor de bescherming van de openbare orde. Verder mag ervan uit worden gegaan dat eiser in staat wordt gesteld zijn geloof te belijden en dat daarvoor in het detentiecentrum faciliteiten beschikbaar zijn. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval zou zijn. De omstandigheid dat eiser liever naar een specifieke moskee in Rotterdam zou gaan, maakt niet dat artikel 9 van het EVRM is geschonden.
11. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot
het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1131) en 6 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3218).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Laissez-passer.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3033).