ECLI:NL:RBDHA:2024:1616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd op 19 februari 2023. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van deze maatregel rechtmatig is, waarbij zij de beroepsgronden van eiser in overweging neemt. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.I. Vennik, stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen zicht op uitzetting is. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld, aangezien er contact is geweest met de Marokkaanse autoriteiten en er een nationaliteitsbevestiging is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt, ondanks het feit dat er nog geen laissez-passer is afgegeven. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris afhankelijk is van de snelheid van de Marokkaanse autoriteiten en dat er geen reden is om aan te nemen dat er geen lp zal worden afgegeven. Eiser heeft ook niet voldoende meegewerkt aan zijn uitzetting, wat bijdraagt aan de beslissing om de maatregel van bewaring in stand te houden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] [1] , v-nummer [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. M.I. Vennik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 19 februari 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 6 maart 2023. [2] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 25 mei 2023. [3] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 11 juli 2023. [4] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van 26 september 2023. [5] Op het daaropvolgende beroep is beslist bij uitspraak van 28 november 2023. [6]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, via een beeldverbinding, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.4.
Voor de sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank de zitting geschorst en de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om nadere informatie op te vragen over de huidige werkwijze omtrent de afgifte van laissez-passers (lp’s) door de Marokkaanse autoriteiten.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [7]
4.1.
Uit de uitspraak van 28 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 21 november 2023) rechtmatig is.
Heeft de staatssecretaris voldoende voortvarend gehandeld?
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld omdat zijn vertrek naar Marokko niet is gerealiseerd.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 18 januari 2024 volgt dat op 13 december 2023 eisers nationaliteit is bevestigd per note verbale en dat Directie Internationale Aangelegenheden (DIA) in contact zal treden met het consulaat voor de afgifte van een lp. Verder volgt uit de voortgangsrapportage dat de staatssecretaris maandelijks rappelleert op de aanvraag van eisers lp bij de Marokkaanse autoriteiten. Het laatste rappel is van 16 januari 2024. Daarnaast heeft de staatssecretaris maandelijks met eiser een vertrekgesprek gevoerd, waarvan de laatste keer op 10 januari 2024 was. Hiermee heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend aan eisers uitzetting gewerkt. Dat eisers vertrek naar Marokko op dit moment (nog) niet is gerealiseerd, doet hier niet aan af.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser wijst erop dat op 2 maart 2023 een lp-aanvraag is verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten en dat op 13 december 2023 de autoriteiten zijn nationaliteit hebben bevestigd per note verbale. Toch is er nog steeds geen lp afgegeven. Eiser heeft navraag gedaan bij de DT&V en daaruit blijkt dat een lp wordt afgegeven als er een vertrekdatum bekend is.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft in een andere zaak in zijn brief van 31 januari 2024 een nadere toelichting heeft gegeven over de huidige werkwijze voor de afgifte van lp’s. Deze brief is door de staatssecretaris ook in het dossier van deze zaak geplaatst. De werkwijze ten aanzien van het Marokkaanse consulaat in Amsterdam is medio december 2023 gewijzigd naar aanleiding van Groupe Migratoire Mixte Permanente. Volgens de nieuwe werkwijze kan de regievoerder direct na de nationaliteitsbevestiging ten behoeve van de uitzetting een vlucht boeken naar Marokko. Pas daarna zal door de DIA een verzoek tot afgifte van een lp worden ingediend bij het desbetreffende Marokkaanse consulaat. De landverantwoordelijke informeert de vertegenwoordiger over de vluchtgegevens. Er geldt verder een informatieverplichting van tien werkdagen voor het boeken van een vlucht om de consulaten voldoende tijd te geven om een lp af te geven. Zoals eerder al bekend was, is voor de meeste vreemdelingen een presentatie in persoon niet meer nodig, tenzij op verzoek van de vertegenwoordiger. Het onderzoek vindt plaats op basis van vingerafdrukken en beschikbare identiteitsdocumenten. In zijn brief van 6 februari 2024 heeft de staatssecretaris nog toegelicht het hier moet gaan om de nationaliteitsverklaring afgegeven door het consulaat, niet om de note-verbale van het Marokkaanse ministerie. Wanneer een nationaliteitsbevestiging is afgegeven vanuit een ander kanaal, bijvoorbeeld het ministerie van Buitenlandse Zaken, is er in beginsel nog altijd bevestiging nodig van het consulaat. Die bevestiging kan bestaan uit (nogmaals) een nationaliteitsbevestiging ofwel een expliciete lp-toezegging. In beide gevallen kan er eerst op dat moment een vlucht geboekt worden voor de desbetreffende vreemdeling.
6.2.
In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [8] Op 13 december 2023 is eisers nationaliteit bevestigd per note verbale. Dit vormt een duidelijke aanwijzing dat de Marokkaanse autoriteiten nog steeds bezig zijn met eisers zaak. Dat tot op heden nog geen lp is afgegeven, is onvoldoende voor het oordeel dat geen sprake zou zijn van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Het ligt niet in de macht van de staatssecretaris om aan eiser een lp te verlenen, maar hij is daarvoor afhankelijk van de Marokkaanse autoriteiten en heeft – afgezien van de mogelijkheid om regelmatig bij hen te rappelleren – geen invloed op de snelheid waarmee de Marokkaanse autoriteiten een aanvraag om een lp beoordelen. Daar komt dan nog bij dat aan de Marokkaanse autoriteiten enige tijd mag worden gegund om de afgifte van een lp in orde te maken. Met een lp-traject bij de Marokkaanse autoriteiten gaat in het algemeen, ook nu de Marokkaanse werkwijze is veranderd, de nodige tijd (meerdere maanden) gemoeid. Bovendien zijn er geen aanwijzingen gesteld op basis waarvan kan worden geoordeeld dat in het concrete geval van eiser geen lp zal worden afgegeven.
Moet de belangenafweging in eisers voordeel uitvallen?
7. Eiser voert aan dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen. De eerdere belangenafweging die de staatssecretaris heeft gemaakt is in het nadeel van eiser uitgevallen omdat hij zijn terugkeerproces frustreert door zijn identiteit en nationaliteit niet te onderbouwen met documenten. Omdat eisers nationaliteit is bevestigd is dit wat eiser betreft onvoldoende om de voortduring van de maatregel van 11 maanden te rechtvaardigen. Bovendien moet de staatssecretaris iedere maand, in ieder geval na het indienen van het beroep, een kenbare belangenafweging maken en dat is nu niet gebeurd.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de belangenafweging van 13 december 2023 volgt dat eiser het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit frustreert. Uit vertrekgesprekken volgt dat eiser niet mee wil werken aan zijn terugkeer naar Marokko. Eiser heeft zich dan ook op geen enkele wijze aantoonbaar ingezet om zich in te spannen voor zijn zaak. Verder heeft eiser geen dan wel onvoldoende informatie verstrekt en documenten overgelegd om het onderzoek van de diplomatieke vertegenwoordiging te kunnen bespoedigen. Van eiser mag worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. [9] Het komt voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet. Het feit dat eisers nationaliteit is bevestigd, is onvoldoende voor het oordeel dat de bewaring niet meer mag voortduren. Zoals geoordeeld onder punt 6.2 mag aan de Marokkaanse autoriteiten enige tijd worden gegund om de lp in orde te maken. Dat de lp er op dit moment nog niet is, is onvoldoende om nu de belangenafweging in het voordeel van eiser uit te laten vallen. Het betoog van eiser dat de staatssecretaris iedere maand een kenbare belangenafweging moet maken, volgt de rechtbank niet. Een dergelijke verplichting volgt namelijk nergens uit wet- en regelgeving.

Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het beroepschrift is ingediend op naam van [naam] . Eiser heeft op de zitting bevestigd dat zijn naam [eiser] luidt.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 maart 2023, zaaknummers: NL23.5166 en NL23.5231 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Middelburg) 25 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8136.
4.Rb. Den Haag (zp. Middelburg) 17 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10366.
5.Rb. Den Haag (zp. Middelburg) 26 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14714.
6.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 28 november 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:4805.
7.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
8.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269 en ABRvS 2 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:438.
9.Vergelijk ABRvS 22 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV3295 en ABRvS 23 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI3894.
10.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.