5.1.Volgens eiser zijn uiterst zware maatregelen getroffen en is het eiser onmogelijk gemaakt zich te verweren. Zijn lezing wordt eenvoudig ontkent en de aantoonbare ongeloofwaardige lezing van de medewerkers van de pandbrigade c.q. handhavers wordt voor zoete koek geslikt. Daarmee wordt aan eiser elke aan hem toekomende rechtsbescherming onthouden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft verweerder de bevoegdheid om een lokaal te sluiten als daar drugs wordt gevonden. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat verweerder, als sprake is van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs, er van uit mag gaan dat de drugs bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.
7. Uit de bestuurlijke rapportage van 13 oktober 2022 en de aanvullende rapportage van 23 november 2022, die beide zien op de controle van 6 oktober 2022, volgt dat door een medewerker van de Haagse pandbrigade is gezien dat vanuit de horeca-inrichting door eiser een tasje op het dak van het pand werd gelegd. Dit tasje is door de politie van het dak gehaald en hierin werd een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen met een bruto gewicht van 141,85 gram.
8. Volgens eiser is het onmogelijk om zich te verweren, omdat zijn verklaring eenvoudig wordt ontkend en de verklaring van de medewerkers van de pandbrigade voor waar wordt aangenomen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder in beginsel uitgaan van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij er vanwege tegenbewijs van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. Dit geldt ook voor de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte bestuurlijke rapportage.
9. In beroep heeft eiser gesteld dat verweerder volledig voorbij is gegaan aan de verklaring van een bewoner van een naastgelegen pand over de herkomst en de bewaring van de softdrug en dat hij deze op het dak had geworpen. Eiser heeft dit niet nader toegelicht. Op zitting en in het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat de verklaring van eiser dat iemand iets op het dak heeft gegooid en de latere verklaring van een buurtbewoner, haaks staan op het verhaal van de medewerker van de Haagse pandbrigade. En dat de medewerker van de Haagse pandbrigade geen belang heeft bij zijn afgelegde verklaring. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd niet leidt tot twijfel aan de betrouwbaarheid van de in de bestuurlijke rapportages vastgelegde bevindingen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder op basis van de bestuurlijke rapportages aannemen dat sprake was van een handelshoeveelheiddrugs in de horeca-inrichting. Dat de drugs op het moment van vinden niet daadwerkelijk in de horeca-inrichting, maar op het dak lagen, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat het tasje met de drugs vanuit de horeca-inrichting op het dak is geplaatst.
11. Dat eiser stelt dat uiterst zware maatregelen zijn getroffen, leidt niet tot een ander oordeel nu eiser niet heeft onderbouwd of gesteld dat de maatregel in zijn geval onevenredige gevolgen heeft.