ECLI:NL:RBDHA:2024:4756
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling beëindiging Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor geduide functies
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 2 augustus 2021 beoordeeld. Eiseres, die zich op 26 september 2018 ziekmeldde als verzorgende, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Ziektewet. Echter, na een WIA-beoordeling op 31 augustus 2020, werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres ontving vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar meldde zich opnieuw ziek op 26 maart 2021. De verzekeringsarts concludeerde dat zij geschikt was voor verschillende functies, waaronder productiemedewerker en receptionist, en dat zij vanaf 2 augustus 2021 geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat de geduide functies niet geschikt zijn vanwege haar klachten, met name de whiplashklachten. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen medische gegevens zijn ingediend die de geschiktheid van de functies in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de bevindingen van de verzekeringsartsen juist zijn en dat de beëindiging van de uitkering terecht is. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische gegevens in dergelijke zaken en bevestigt de geldigheid van de eerdere WIA-beoordeling.