ECLI:NL:RBDHA:2024:4824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL23.35021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Hassan, om vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht. De verzoekster had op 6 november 2023 beroep aangetekend omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op haar asielaanvraag. Op 26 januari 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. Ze verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht.

De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De Staatssecretaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 437,50 voor de proceskosten, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Daarnaast moet de Staatssecretaris het griffierecht van € 184,00 aan de verzoekster vergoeden.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op basis van de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 22 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35021
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. H. Hassan),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten en betaalde griffierecht. Verweerder heeft op 20 februari 2024 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoekster is op 6 november 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 26 januari 2024 heeft verweerder een beslissing genomen op die aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten alsmede het griffierecht.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten en betaalde griffierecht van verzoekster te vergoeden.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het BpB is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen.3 Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,00 aan verzoekster moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
3 Op grond van artikel 8:74, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.