ECLI:NL:RBDHA:2024:4943

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
NL24.13524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in vreemdelingenrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024, gaat het om een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Gambiaanse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 10 januari 2024 is opgelegd. Eiser verzoekt tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten op dezelfde dag.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat de huidige beoordeling zich richt op de rechtmatigheid van de maatregel vanaf het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep op 1 maart 2024. Eiser stelt dat hij en zijn gemachtigde niet op de hoogte zijn van de datum waarop de Gambiaanse autoriteiten een vervangend reisdocument hebben verstrekt, wat volgens hem betekent dat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld. De rechtbank constateert echter dat eiser op 7 maart 2023 is gepresenteerd aan de Gambiaanse autoriteiten en dat zijn nationaliteit is bevestigd. Verweerder heeft vervolgens stappen ondernomen voor het vertrek van eiser, met een vlucht gepland op 18 april 2024.

De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest tot het moment van het sluiten van het onderzoek. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13524

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 10 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 3 april 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 1 maart 2024.
4. Eiser stelt dat hem en zijn gemachtigde onbekend is wanneer de Gambiaanse autoriteiten een vervangend reisdocument voor hem hebben verstrekt. Om die reden kan volgens eiser niet beoordeeld worden of verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser meent dan ook dat daarom geoordeeld dient te worden dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, waardoor de maatregel van bewaring moet worden opgeheven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser wijst er terecht op dat uit het dossier niet blijkt op welke datum de Gambiaanse autoriteiten een lp [3] hebben verstrekt. Wel kan geconstateerd worden dat eiser op 7 maart 2023 is gepresenteerd aan de Gambiaanse autoriteiten, waarna zijn nationaliteit is bevestigd. Uit de voortgangsrapportage blijkt verder dat verweerder vervolgens heeft gewerkt aan het concrete vertrek van eiser middels het doen van een vluchtaanvraag en regelen van de escortopdracht. Er staat een vlucht voor eiser gepland op 18 april 2024. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
6. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:1301) en 7 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:3318).
3.Laissez-passer.