Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst.Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring rechtmatig is vanaf het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep op 3 april 2024.
4. Eiser heeft op 4 april 2024 een aanvraag voor toetsing aan het Unierecht ingediend. Eiser stelt dat er geen juridische grondslag is voor de voortduring van de bewaring, omdat hij rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw. Hij verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 22 december 2023.Eiser stelt dan ook dat de maatregel van bewaring op 4 april 2024 opgeheven had moeten worden.
5. Uit de uitspraak van de Afdelingvan 12 november 2021volgt dat een vreemdeling die een aanvraag heeft ingediend om toetsing aan EU-recht, procedureel rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder e, van de Vw. Als een vreemdeling na het opleggen van de bewaring krachtens artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw een dergelijke aanvraag heeft ingediend, kan de bewaring niet op deze dan wel een andere grondslag worden voortgezet, en moet deze worden opgeheven.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser in het overgelegde aanvraagformulier slechts zijn persoonsgegevens heeft ingevuld. Niet is aangekruist wat de reden is waarvoor eiser een bewijs van rechtmatig verblijf aanvraagt.
7. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat sprake is van misbruik, in die zin dat eiser een processuele bevoegdheid evident heeft aangewend voor een ander doel dan waarvoor die is gegeven. Verweerder verwijst hierbij terecht naar artikel 35 van de Richtlijn 2004/38/EG en artikel 8.25 van het Vbwaaruit blijkt dat geen rechten op grond van het Unierecht ontstaan als er sprake is van rechtsmisbruik of fraude. Eiser is op 10 januari 2024 in bewaring gesteld. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat op 26 maart 2024 (telefonisch) met eiser is gesproken, waarbij aan eiser is medegedeeld dat er een vlucht voor hem geboekt zal worden. Hij heeft tijdens dit gesprek herhaaldelijk aangegeven dat hij niet terug wil keren naar Gambia. Pas daarna heeft eiser het ‘kale’ aanvraagformulier toetsing EU- recht ingediend, niet voorzien van de in het formulier gevraagde bijlagen, bewijsstukken en documenten, terwijl er geen enkel aanknopingspunt in het dossier zit om te veronderstellen dat hij inderdaad rechtmatig verblijf op grond van het Unierecht zou kunnen hebben. Op 23 juni 2023 is aan eiser immers een terugkeerbesluit opgelegd. Dit terugkeerbesluit staat in rechte vast. Eiser heeft dan wel tijdens het gehoor voorafgaand aan de maatregel verklaard een vriendin in Nederland te hebben, maar hij heeft daarbij nooit gesteld aanspraak te hebben op verblijfsrecht. Hij heeft dit ook niet aangekruist of toegelicht in het aanvraagformulier. Bovendien is het bevreemdend dat eiser deze aanvraag niet eerder heeft ingediend, nu hij meent aan het Unierecht rechten te kunnen ontlenen, terwijl hij al drie maanden voorafgaande aan zijn aanvraag in detentie heeft gezeten.
8. Gelet op het voorgaande zijn er voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat eiser de aanvraag heeft ingediend enkel met het doel om de maatregel te laten opheffen en de uitzetting te frustreren. De rechtbank concludeert daarom dat eiser geen rechtsgeldige aanvraag om toetsing aan het EU-recht heeft ingediend. Dit betekent dat eiser geen procedureel rechtmatig verblijf in Nederland geniet. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten.
9. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.