ECLI:NL:RBDHA:2024:509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38741
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een Ethiopische minderjarige

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 januari 2024, wordt het beroep van een Ethiopische minderjarige eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op 1 januari 2006, heeft op 20 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 4 december 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 11 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft verklaard dat hij in 2019 aan een demonstratie heeft deelgenomen en later is gearresteerd en mishandeld. De staatssecretaris heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van eiser over zijn politieke overtuiging en de omstandigheden van zijn arrestatie niet geloofwaardig zijn. De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn minderjarige leeftijd en de context van zijn verklaringen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat de arrestatie en detentie van eiser ongeloofwaardig zijn, en dat er onvoldoende bewijs is dat de Ethiopische autoriteiten op de hoogte waren van eisers deelname aan de demonstratie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en oordeelt dat de staatssecretaris een nieuwe integrale beoordeling moet maken van de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38741

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 1 januari 2006. Hij heeft op 20 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 4 december 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in 2019 in Ethiopië met medescholieren heeft deelgenomen aan een demonstratie, waarna hij door traangasgebruik door de politie (kort) in het ziekenhuis is beland. Hij is in juli 2020 gearresteerd en gedetineerd omdat hij ervan verdacht werd aan een andere (latere) demonstratie te hebben deelgenomen, terwijl dat niet het geval was. Eiser stelt dat hij 11 maanden in detentie heeft gezeten en daar is mishandeld. Bij de vrijlating moest eiser een document ondertekenen, maar hij heeft niet de mogelijkheid gekregen de inhoud daarvan te lezen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij door militairen is gezocht en geregistreerd om te dienen in de oorlog in Ethiopië. Hij vreest daarom dat hij bij terugkeer gevangen gezet wordt of alsnog verplicht wordt te dienen in het leger.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Deelname aan een demonstratie op 23 of 24 oktober 2019
3. Politieke overtuiging
4. Arrestatie door militairen na de demonstratie van 30 juni in 2020
5. Problemen door deel te nemen aan het conflict in Tigray
De staatssecretaris heeft zich hierover op het standpunt dat de elementen 1 en 2 geloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft de elementen 3, 4 en 5 ongeloofwaardig bevonden en vervolgens geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is.
Mocht de staatssecretaris element 3 ongeloofwaardig achten?
6. De staatssecretaris heeft in het voornemen, dat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit, overwogen dat eiser te weinig weet te vertellen over [naam 2] (J.). Volgens de staatssecretaris blijft eiser vaag over waar J. zich voor inzet en weet hij weinig over de reden van de demonstratie. Hoewel eiser in de correcties en aanvullingen wel aanvullende informatie heeft gegeven, heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser niet heeft uitgelegd waarom deze verklaringen anders zijn dan tijdens het gehoor. Bovendien heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat tijdens het nader gehoor voldoende vragen zijn gesteld over J., het doel van de demonstratie, de plannen tijdens de demonstratie en wat eiser hiermee heeft gedaan. De staatssecretaris heeft overwogen dat eiser zonder enige kennis dan wel overtuiging meedeed aan de demonstratie. In het bestreden besluit wordt vervolgens geconcludeerd dat eisers verklaringen hierover, samen met de overweging dat eiser in Ethiopië en in Nederland verder geen politieke activiteiten heeft ondernomen, niet leiden tot een (toegedichte) politieke overtuiging.
6.1.
Eiser voert aan dat hij weldegelijk kennis heeft over J. De aanvullende informatie hierover in de correcties en aanvullingen zijn, zoals uitgelegd in de zienswijze, tot stand gekomen door nadere vraagstelling van de gemachtigde van eiser. Volgens eiser heeft de staatssecretaris echter niet gemotiveerd wat hij met de aanvullende informatie heeft gedaan. Bovendien hebben de gehoorambtenaren te weinig doorgevraagd na zijn antwoorden over J. Eiser stelt dat uit het bestreden besluit ook niet blijkt dat rekening is gehouden met zijn minderjarige leeftijd, omdat er niet is doorgevraagd op het niveau van een minderjarige. Volgens eiser mocht de staatssecretaris de aanvullende informatie daarom niet zomaar naast zich neerleggen.
6.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank volgt de redenering van de staatssecretaris dat de verklaringen die eiser heeft gegeven over J. niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van een politieke overtuiging. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in de zienswijze heeft aangegeven dat hij nooit heeft gesteld dat hij heeft deelgenomen aan de demonstratie vanuit een politieke overtuiging, maar omdat andere scholieren gingen, zoals blijkt uit zijn verklaringen tijdens het nader gehoor. Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij jong was en zich met andere dingen dan met politiek bezig hield. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat eiser te weinig weet te verklaren over J. en de redenen van de demonstraties. Voorts volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat er te weinig zou zijn doorgevraagd (op het niveau van een minderjarige) tijdens het gehoor, aangezien er verschillende vragen zijn gesteld over J., de demonstratie en de situatie van de Oromo’s in het algemeen en dat simpele vragen betroffen. De rechtbank concludeert net als de staatssecretaris dat eisers antwoorden op die vragen in samenhang met de aanvullende informatie in de correcties en aanvullingen niet leiden tot een politieke overtuiging. De staatssecretaris mag naar het oordeel van de rechtbank verwachten dat eiser enige kennis dan wel overtuiging heeft met betrekking tot de problemen dan wel politiek van de Oromo’s. Het is te volgen dat eiser door zijn minderjarige leeftijd daarover niet veel weet te verklaren, maar nu daar naar het oordeel van de rechtbank wel voldoende en op het juiste niveau vragen over zijn gesteld, leidt dat niet de slotsom dat er sprake is van een politieke overtuiging. In dit opzicht houdt de motivering van de staatssecretaris stand.
6.3.
Verder stelt eiser dat er sprake is van een toegedichte politieke overtuiging, wat kan leiden tot vervolging in Ethiopië. Eiser heeft immers meegedaan aan een demonstratie en heeft verklaard dat hij gedetineerd is geweest, omdat hij ervan verdacht werd deel te nemen aan de demonstratie van 30 juni 2020.
6.4.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris hierover overwogen dat wat eiser heeft aangevoerd niet voldoende is om te concluderen dat door de Ethiopische autoriteiten een politieke overtuiging wordt toegedicht. Volgens de staatssecretaris blijkt uit geen van eisers verklaringen dat de Ethiopische autoriteiten op de hoogte zijn (geweest) van eisers aanwezigheid en deelname aan de demonstratie.
6.5.
De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat onvoldoende gemotiveerd is dat geen sprake is van een toegedichte politieke overtuiging, omdat hij ervan verdacht werd deel te nemen aan de demonstratie van 30 juni 2020 en hij daarna gearresteerd en gedetineerd is geweest. Deze beoordeling hangt samen met de geloofwaardigheidsbeoordeling van het relevante element 4 (en 5), waar de rechtbank – zoals hierna zal blijken – zal oordelen dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Dat leidt ook tot gegrondverklaring van deze beroepsgrond.
Mocht de staatssecretaris element 4 ongeloofwaardig achten?
7. De staatssecretaris heeft in het voornemen overwogen dat de arrestatie van eiser na verdenking van deelname aan de demonstratie van 30 juni 2020 ongeloofwaardig is. Daarbij heeft hij in aanmerking genomen dat eiser niet alle details van de gevangenschap hoeft te weten, maar dat eiser wel bevreemdingwekkende verklaringen heeft afgelegd. Volgens de staatssecretaris wekt het bevreemding dat eiser gearresteerd zou worden voor een demonstratie waar hij niet aan heeft deelgenomen. Eiser kan volgens de staatssecretaris ook niet uitleggen waarom de militairen dachten dat hij aan deze demonstratie deelnam. De staatssecretaris heeft het ook bevreemdingwekkend bevonden dat eisers zusje eten kwam brengen en dat zijn familie erachter kwam dat hij werd vastgehouden. Daarnaast doet het volgens de staatssecretaris afbreuk aan de geloofwaardigheid dat eiser niet weet onder welke voorwaarden hij is vrijgelaten en ook dat hij niet de reden van de vrijlating weet te benoemen. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris vervolgens overwogen dat eisers antwoorden op de vragen van de gevangenschap hebben geleid tot de ongeloofwaardigheid van de arrestatie. Verder zijn de verklaringen in de zienswijze volgens de staatssecretaris een herhaling van de verklaringen tijdens het nader gehoor. De staatssecretaris heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat voldoende rekening is gehouden met de leeftijd van eiser, want het niet weten van exacte data wordt niet aan hem tegengeworpen en er zijn veel vragen gesteld over de arrestatie en gevangenschap.
7.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geconcludeerd dat zijn arrestatie en detentie na de demonstratie ongeloofwaardig zijn. Eiser licht toe dat ten aanzien van de arrestatie en de gevangenschap 57 vragen zijn gesteld in het nader gehoor, waarbij hij op 51 daarvan een duidelijk en feitelijk antwoord heeft gegeven. De zes vragen die eiser niet kon beantwoorden, waren vragen waar hij ook geen wetenschap van kon hebben. Eiser kan immers niet weten wat de militairen dachten, waarom de mensen die eten brachten naar de gevangenis ook werden vastgehouden, hoe zijn familie wist waar hij werd vastgehouden en waarom en onder welke voorwaarden hij werd vrijgelaten. De staatssecretaris heeft alleen gekeken naar wat eiser niet wist, waarbij niet is gemotiveerd waarom alle antwoorden die hij wel heeft gegeven niet voldoende zijn om zijn arrestatie en detentie geloofwaardig te achten. Eiser heeft geen tegenstrijdige, wisselende of inconsistente verklaringen afgelegd. Volgens eiser heeft hij gezien zijn veertienjarige leeftijd juist veel informatie gegeven. Eiser verwijst naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 november 2016. [1] Gelet op het voorgaande is volgens eiser in het bestreden besluit geen deugdelijke en voor de bestuursrechter controleerbare motivering gegeven.
7.2.
Het betoog van eiser slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zonder nadere motivering heeft aangenomen dat het bevreemdingwekkend is dat eiser werd opgepakt en gearresteerd omdat hij verdacht werd van deelname aan de demonstratie op 30 juni 2020. De staatssecretaris heeft namelijk nagelaten (aan de hand van landeninformatie of vergelijkbare asielrelazen) te onderbouwen waarom het bevreemdingwekkend is dat eiser werd opgepakt naar aanleiding van die demonstratie. De motivering van de staatssecretaris dat eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom de militairen dachten dat hij aan deze demonstratie heeft deelgenomen is daartoe onvoldoende, te meer nu eiser daar in de zienswijze over heeft verklaard dat hij vanuit de richting van het college kwam lopen en militairen daar vaak na demonstraties langsgaan omdat jongeren zich daar schuil houden. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris hier niet (gemotiveerd) op in is gegaan in het bestreden besluit. Dit geldt ook voor de overweging van de staatssecretaris dat het bevreemdingwekkend is dat eisers zusje eten kwam brengen en zijn familie op de hoogte was van zijn gevangenschap. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit niet gemotiveerd waarom hij eisers uitleg hierover niet volgt. De rechtbank stelt voorts vast dat de staatssecretaris ook niet heeft gemotiveerd waarom het niet te volgen is dat eiser de voorwaarden en reden voor zijn vrijlating niet weet. In de zienswijze en beroepsgronden heeft eiser hier verklaringen over gegeven en in de zienswijze heeft eiser verwezen naar de overeenkomsten van zijn verklaringen met het Ambtsbericht Ethiopië van 2021, namelijk dat er sprake is van willekeurige arrestaties naar aanleiding van demonstraties. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit echter slechts overwogen dat eisers verklaringen in de zienswijze een herhaling van zetten betreft, terwijl hij had moeten toelichten waarom de verklaringen van eiser bevreemding wekken en hij daarbij bijvoorbeeld algemene landeninformatie kon gebruiken ter onderbouwing. Eiser wordt verder gevolgd in zijn betoog dat hij gezien zijn veertienjarige leeftijd veel informatie heeft gegeven en consistent heeft kunnen verklaren. Het standpunt van de staatssecretaris dat aan eiser niet wordt tegengeworpen dat hij exacte data niet weet en dat er veel vragen aan hem zijn gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende motivering voor de conclusie dat er rekening is gehouden met de leeftijd van eiser. Daaruit blijkt immers niet afdoende op welke wijze in de uiteindelijke beoordeling van de geloofwaardigheid rekening is gehouden met eisers jonge leeftijd. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de slotsom dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat de arrestatie en detentie na de demonstratie van 30 juni 2020 ongeloofwaardig is.
Mocht de staatssecretaris element 5 ongeloofwaardig achten?
8. De staatssecretaris heeft in het voornemen overwogen dat eiser heeft verklaard dat de autoriteiten geen specifieke mensen oppakten, maar dat ze jongere mensen op straat oppakten. Volgens de staatssecretaris blijkt daaruit niet dat juist eiser gezocht werd door de autoriteiten. Verder heeft de staatssecretaris toegelicht dat de verklaringen van eiser over de beschieting vaag en niet concreet zijn, omdat hij niet weet wie er geschoten heeft en op wie er werd geschoten. In het bestreden besluit wordt ook aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig en bevreemdingwekkend heeft verklaard. Het valt volgens de staatssecretaris namelijk niet in te zien dat jongens wegrenden voor schoten, maar wel de tijd zouden nemen om aan eiser te vertellen dat er op hen geschoten werd en dat het leger hen achtervolgde. Daarnaast heeft de staatssecretaris geconstateerd dat eiser eerst verklaart dat hij niet ’s nachts in het bos kon verblijven, maar dat hij later aangeeft dat hij ’s avonds naar huis ging om te eten en daarna terugging naar het bos om daar te slapen. De staatssecretaris heeft het voorts bevreemdingwekkend geacht dat eiser ’s nachts naar huis ging om te eten, nu niet valt in te zien dat de autoriteiten ’s nachts niet meer actief zijn om eiser op te pakken. Ook komt eisers verklaring dat er nog steeds sprake is van oorlog volgens de staatssecretaris niet overeen met het Ambtsbericht Ethiopië van november 2022, hetgeen afdoet aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiser dat hij gerekruteerd werd. Uit het Ambtsbericht blijkt immers dat er sprake is van een onmiddellijk staakt-het-vuren.
8.1.
Eiser voert aan dat hij in de zienswijze heeft benadrukt dat de militairen bij hem thuis zijn geweest en tegen zijn moeder hebben gezegd dat hij op een lijst staat. In het bestreden besluit motiveert de staatssecretaris niet waarom dat niet afdoet aan de overweging in het voornemen dat eiser niet persoonlijk gezocht werd door de autoriteiten. Eiser verwijst verder naar een bericht van de UN Comittee Against Torture van 7 juni 2023, het rapport van het US Department of State (USDOS) over mensenhandel van 15 juni 2023 en het mensenrechtenrapport van USDOS van 23 maart 2023. Uit deze bronnen komt naar voren dat kinderen steeds vaker het slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen door alle partijen in het conflict in Tigray, Amhara, Afar en Oromia. Er zijn berichten dat kinderen onder dwang gerekruteerd en gebruikt worden in militaire gevechten in Ethiopië. Eiser benadrukt verder dat hij in de zienswijze al heeft verklaard dat de jongens al rennend riepen dat het leger achter hen aan zat en in het bestreden besluit is niet aangegeven waar eiser anders verklaard zou hebben. Daarnaast stelt eiser dat zijn verklaringen over het verblijf in het bos niet ongeloofwaardig zijn. In het bestreden besluit is ook niet uitgelegd waarom het bevreemdend is dat eiser voor maximaal een uurtje naar huis ging om te eten. Ten slotte legt eiser uit dat zijn opmerking dat er nog steeds oorlog is, niet afwijkt van wat volgt uit openbare informatie. Uit het Algemeen Ambtsbericht van Ethiopië van november 2022 blijkt namelijk dat er een staakt-het-vuren is gesloten tussen de Ethiopische regering en het TPLF. Een staakt-het-vuren is slechts een onderbreking van de oorlog en betekent niet dat er vrede is.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft dat het relevante element 5 ongeloofwaardig is. De rechtbank volgt eiser dat de staatssecretaris in het besluit niet heeft gemotiveerd waarom eisers verklaring dat de militairen persoonlijk bij hem thuis zijn geweest, niet afdoet aan de overweging in het voornemen dat eiser niet persoonlijk wordt gezocht. In het bestreden besluit is slechts verwezen naar het voornemen en daarbij heeft de staatssecretaris nagelaten om in te gaan op de verklaring van eiser. Verder acht de rechtbank de overweging van de staatssecretaris dat eiser vaag en niet concreet over de beschieting zou hebben verklaard, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet namelijk niet in dat eiser (mede gezien zijn jonge leeftijd destijds) zou moeten weten wie er geschoten heeft en op wie er geschoten werd. De staatssecretaris motiveert in het besluit ook niet waarom eisers verklaring dat de jongens al rennend riepen dat ze door het leger werden beschoten niet te volgen is. Dat volgens de staatssecretaris uit eisers eigen verklaringen zou blijken dat de jongens stil stonden om uitleg te geven volgt de rechtbank niet, nu niet blijkt waar eiser dit zou hebben verklaard. De rechtbank overweegt voorts dat de vaststellingen van de staatssecretaris dat eiser niet duidelijk over zijn verblijf in het bos heeft verklaard en dat niet is te volgen dat hij ’s nachts naar huis ging om te eten, onvoldoende aanknopingspunten betreffen voor de conclusie dat eisers gehele relaas ten aanzien van de rekrutering ongeloofwaardig is. Gelet op eisers leeftijd en de door hem overlegde openbare bronnen over rekrutering van kinderen in zijn regio had de staatssecretaris uitgebreider moeten toelichten waarom eiser niet wordt gevolgd. Dit geldt tevens ten aanzien van eisers verklaring dat er nog steeds oorlog is, aangezien de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom de discrepantie tussen eisers verklaring en de informatie uit het Ambtsbericht Ethiopië 2022 afdoet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas omtrent de rekrutering. Het voorgaande leidt ertoe dat het betoog van eiser slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het hiervoor overwogene is het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan de staatssecretaris is om een nieuwe integrale beoordeling te maken. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak.
11. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.