ECLI:NL:RBDHA:2024:5170
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoeker op 16 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 13 juni 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 februari 2024 laten weten geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van het enkelvoudige visum voor kort verblijf. Na deze mededeling heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de staatssecretaris op 26 maart 2024 heeft gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep.
Op basis van deze overwegingen concludeert de rechtbank dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke kosten zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank past hierbij de wegingsfactor 'licht' toe, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast draagt de rechtbank de staatssecretaris op om het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.