ECLI:NL:RBDHA:2024:5192
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne in het bestuursrecht
Op 11 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had in een brief van 20 maart 2024 het verzoek van de verzoeker om de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op te schorten afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de verzoeker behoort tot de groep derdelanders wiens recht op tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 van rechtswege is geëindigd, zoals geoordeeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 januari 2024.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen kan behouden tijdens de behandeling van het beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek kennelijk gegrond verklaard en heeft zonder zitting uitspraak gedaan, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en mag blijven werken, totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van € 875,- aan de verzoeker, omdat deze rechtsbijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.