ECLI:NL:RBDHA:2024:527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag voor nareis wegens termijnoverschrijding en verschoonbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, maar deze aanvraag was buiten de wettelijk gestelde termijn van drie maanden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 8 september 2022 was afgewezen en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 24 maart 2023 ongegrond was verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege bijzondere omstandigheden, zoals het gebrek aan informatie over de termijn en persoonlijke omstandigheden van zijn referente, die de aanvraag had ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat de termijn van drie maanden voor het indienen van een nareisaanvraag niet in strijd is met het Unierecht en dat de eis van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan de referente kan worden toegerekend. De omstandigheid dat de referente geen Nederlands spreekt en zwanger was, werd niet als voldoende argument beschouwd om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te kwalificeren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.