ECLI:NL:RBDHA:2024:5295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL23.34769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na inwilligend besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten. De verzoeker had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn asielaanvraag. Op 2 februari 2024 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag, waarna de verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Staatssecretaris heeft echter aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten tot proceskostenveroordeling. In dit geval heeft de verzoeker op 6 februari 2023 zijn asielaanvraag ingediend, en had de Staatssecretaris uiterlijk op 6 augustus 2023 moeten beslissen.

Echter, sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht, wat de beslistermijnen van asielaanvragen heeft verlengd. Dit betekent dat de beslistermijn in deze zaak met negen maanden is verlengd, en de Staatssecretaris had tot 6 mei 2024 de tijd om te beslissen. De ingebrekestelling van de verzoeker was prematuur, wat zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dus ook geen grond voor proceskostenveroordeling. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34769
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn asielaanvraag. Op 2 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft op 6 februari 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder had, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), in beginsel uiterlijk op 6 augustus 2023 op de aanvraag moeten beslissen.
5. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.1 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van verzoeker valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 6 mei 2024 op de aanvraag moest beslissen. De ingebrekestelling van 11 september 2023 was dan ook prematuur, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroep van verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
1 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
t