In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben beroep aangetekend tegen de beëindiging van hun tijdelijke bescherming, zoals geregeld in de Richtlijn 2001/55/EG. De rechtbank oordeelt dat de permanente verblijfsvergunning van eiseres, die na de peildatum van 23 februari 2022 is afgegeven, niet voldoet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming. Echter, de rechtbank constateert dat ten minste één van de dochters van eisers de Oekraïense nationaliteit heeft, wat niet in de besluitvorming is betrokken. Dit leidt tot de conclusie dat de beroepen van eisers gegrond zijn, en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van de staatssecretaris. De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.750,-.