ECLI:NL:RBDHA:2024:5336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.13376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van uitzetting naar Vietnam

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Vietnamese nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 3 april 2024. Eiser betoogde dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van zijn uitzetting naar Vietnam, omdat er geen contact zou zijn geweest met de Vietnamese autoriteiten. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft echter aangetoond dat de LP-aanvraag correct is ingediend en in behandeling is genomen door de Vietnamese autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen aanwijzingen zijn dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13376

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 3 april 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Vietnamese nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. [1] Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan de laatste uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste vervolgberoep, 13 maart 2024, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van eisers uitzetting naar Vietnam. Eiser heeft een e-mail overgelegd van de Head of Consular and Administrative Affairs in Hanoi. In deze e-mail staat dat de Nederlandse ambassade in Hanoi geen contact heeft opgenomen met de Vietnamese autoriteiten betreffende eiser. Om die reden is volgens eiser geen sprake van een effectief ingediende LP [2] -aanvraag.
5. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat de LP-aanvraag op juiste wijze is ingediend en deze aanvraag ook in behandeling is genomen door de Vietnamese autoriteiten. Verweerder heeft in dat verband contact met een vaste contactpersoon binnen de Nederlandse ambassade in Hanoi. Verweerder kan niet verklaren waarom de Head of Consular and Administrative Affairs niet op de hoogte lijkt te zijn van de documentatie en informatie-uitwisseling tussen enerzijds verweerder met de Nederlandse ambassade in Hanoi en anderzijds tussen de Nederlandse ambassade in Hanoi en de Vietnamese autoriteiten. Verder stelt verweerder dat de Vietnamese autoriteiten op 21 maart 2024 een verzoek om aanvullende informatie naar de Nederlandse ambassade in Hanoi hebben verzonden betreffende eisers LP-aanvraag. Verweerder heeft dit verzoek om aanvullende informatie op 28 maart 2024 ontvangen.
6. In reactie op het verweerschrift stelt eiser dat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn het verweerschrift heeft ingediend. Verweerder heeft hiermee in onvoldoende mate voortvarend gewerkt. Daarnaast volgt uit de reactie van de Vietnamese autoriteiten dat al op 2 februari 2024 om meer informatie is en dat verweerder dit verzoek pas op 28 maart 2024 heeft ontvangen. Daarom is sprake van onvoldoende voortvarend handelen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Er is geen aanleiding om verweerder zijn verweerschrift buiten beschouwing te laten. De rechtbank heeft uitdrukkelijk verzocht aan verweerder om een verweerschrift in te dienen. Vastgesteld wordt dat verweerder het verweerschrift circa twee uur buiten de door de rechtbank gestelde termijn heeft ingediend. Verweerder heeft in dat kader de rechtbank voor het verstrijken van de termijn telefonisch meegedeeld dat het verweerschrift enkele uren later door verweerder wordt toegevoegd aan het digitale dossier. De rechtbank stelt vast dat het verweerschrift is ingediend voor het sluiten van het onderzoek. Het verweerschrift heeft daarnaast een beperkte omvang. Ook blijkt uit het dossier dat eiser een reactie heeft ingediend op het verweerschrift. Op grond van deze omstandigheden is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad, dan wel dat sprake is van strijd met de goede procesorde doordat verweerder het verweerschrift niet heeft ingediend binnen de door de rechtbank gestelde termijn.
8. Verweerder handelt voldoende voortvarend. Hij heeft aangetoond dat de LP-aanvraag van eiser is ingediend bij de Vietnamese autoriteiten en deze ook in behandeling is genomen. Hoewel in het verzoek om aanvullende informatie van de Vietnamese autoriteiten de datum van 2 februari 2024 wordt genoemd, bevat het dossier geen concrete aanknopingspunten dat het verzoek van 2 februari 2024 tot 28 maart 2024 is blijven liggen bij de Nederlandse ambassade in Hanoi of bij verweerder. In dat verband is van belang dat verweerder een schermafdruk aan het dossier heeft toegevoegd waaruit blijkt dat de contactpersoon van de Nederlandse ambassade het verzoek om aanvullende informatie van de Vietnamese autoriteiten op 21 maart 2024 per e-mail heeft ontvangen. Op 28 maart 2024 heeft verweerder vervolgens het verzoek om aanvullende informatie van de Vietnamese autoriteiten via de contactpersoon van de Nederlandse ambassade ontvangen. Dit is voldoende voortvarend.
9. Bij de beoordeling of voortvarend is gehandeld wordt ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verweerder sinds de inbewaringstelling van eiser drie keer een vertrekgesprek met eiser heeft gehouden. Uit het verslag van het meest recente vertrekgesprek van 21 maart 2024 volgt dat eiser niets heeft gedaan om alsnog aan identiteits- of reisdocumenten te komen. Ook heeft hij verklaard niet terug te willen keren naar Vietnam. Eiser onderneemt dus geen actie die zijn uitzetting naar Vietnam kunnen bespoedigen.
10. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig is.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van 15 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:518, 13 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1983 en 15 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3870.
2.Laissez-passer.