ECLI:NL:RBDHA:2024:5370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne beoordeeld. De verzoeker, die tijdelijk verblijf heeft in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 21 februari 2024 is genomen, stelt dat de tijdelijke bescherming van de verzoeker op 4 maart 2024 eindigt en dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten. De verzoeker heeft daarnaast bezwaar gemaakt tegen de feitelijke handeling die hem niet als derdelander onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming beschouwt.
De gemeente Apeldoorn heeft de verzoeker op 5 april 2024 geïnformeerd dat hij vanaf 2 april 2024 geen recht meer heeft op opvang. Gezien de onverwijlde spoed van de situatie, heeft de voorzieningenrechter besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de verzoeker vergelijkbaar is met die van andere personen waarvoor eerder een voorlopige voorziening is getroffen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en in Nederland mag blijven werken.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op €875,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.