ECLI:NL:RBDHA:2024:5370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL24.15303
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne beoordeeld. De verzoeker, die tijdelijk verblijf heeft in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, heeft beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, dat op 21 februari 2024 is genomen, stelt dat de tijdelijke bescherming van de verzoeker op 4 maart 2024 eindigt en dat hij Nederland binnen vier weken moet verlaten. De verzoeker heeft daarnaast bezwaar gemaakt tegen de feitelijke handeling die hem niet als derdelander onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming beschouwt.

De gemeente Apeldoorn heeft de verzoeker op 5 april 2024 geïnformeerd dat hij vanaf 2 april 2024 geen recht meer heeft op opvang. Gezien de onverwijlde spoed van de situatie, heeft de voorzieningenrechter besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de verzoeker vergelijkbaar is met die van andere personen waarvoor eerder een voorlopige voorziening is getroffen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, zijn recht op opvang behoudt en in Nederland mag blijven werken.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op €875,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15303

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Petkovski),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1
Verzoeker behoort tot de groep derdelanders met een tijdelijke verblijfsrecht in Oekraïne die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en hier tijdelijke bescherming kregen op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [1]
1.2.
Bij besluit van 21 februari 2024 (het terugkeerbesluit) heeft de staatssecretaris aan verzoeker medegedeeld dat deze tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 eindigt en dat hij binnen vier weken na deze datum Nederland moet verlaten.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit en gelijktijdig de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Daarnaast heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de feitelijke handeling om verzoeker niet te beschouwen als derdelander die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Ook heeft verzoeker verzocht om opheffing van het terugkeerbesluit.
1.4.
De gemeente Apeldoorn heeft bij brief van 5 april 2024 aan verzoeker te kennen gegeven dat hij vanaf 2 april 2024 geen recht meer heeft op opvang.
1.5.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [3]
3. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 april 2024. [4] Voor de personen in deze uitspraak is een voorlopige voorziening getroffen. De situatie van verzoeker is gelijk te stellen aan de situatie van de personen waarvoor een voorlopige voorziening is getroffen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom toe. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, dat hij zijn recht op opvang in Nederland behoudt en dat hij in Nederland mag blijven werken.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst ziet hij aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de door verzoeker redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van €875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat verzoeker wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op het beroep;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
2.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.