3.3.De voorzieningenrechter heeft verder kennis genomen van de brief van 3 april 2024 van de staatssecretaris aan gemeenten waarin hij schrijft dat de door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen voorzieningen alleen betrekking hebben op de zes betreffende vreemdelingen en dat gemeenten door kunnen gaan met het beëindigen van de opvang van andere derdelanders, zolang in individuele zaken geen ordemaatregel of voorlopige voorziening is getroffen.
4. Een groot aantal derdelanders heeft bij de rechtbank Den Haag beroep ingesteld tegen het eindigen van hun tijdelijke bescherming. Velen hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om in afwachting van de beroepsprocedure een voorlopige voorziening te treffen.Bij de zittingsplaats Arnhem zijn op dit moment verzoeken van negentig van deze derdelanders geregistreerd.
5. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris om een reactie gevraagd. Die heeft op 4 april 2024 bericht dat hij onverkort het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 17 januari 2024 als uitgangspunt neemt. Hij heeft echter ook kennis genomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 2 april 2024 en wacht het oordeel van de voorzieningenrechter van deze zittingsplaats af. Hij neemt voor het overige geen inhoudelijk standpunt in.
6. Omdat het op zeer korte termijn niet mogelijk is om op al deze verzoeken afzonderlijke beslissingen te nemen, doet de voorzieningenrechter in één uitspraak alle lopende verzoeken af. Deze uitspraak wordt vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl.
In de bijlage bij deze uitspraak staan alle zaaknummers waarop deze uitspraak betrekking heeft. Derdelanders die een verzoek om voorlopige voorziening hebben gedaan dat aan deze zittingsplaats is toegedeeld, hebben eerder al een bevestiging ontvangen met een zaaknummer. Aan de hand daarvan kunnen zij aantonen dat deze uitspraak ook geldt voor hun procedure. Deze uitspraak zal daarnaast ook in al deze zaken individueel bekend worden gemaakt.
7. Gelet op de onder 3. tot en met 3.3 geschetste ontwikkelingen en met name het bericht van de staatssecretaris dat gemeenten de beëindiging van opvang van derdelanders kunnen voortzetten, is sprake van onverwijlde spoed in de zin van artikel 8:83, vierde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de voorzieningenrechter uitspraak zal doen zonder een zitting te houden.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
9. Hoewel deze zittingsplaats in de onder 3.1 genoemde uitspraak heeft geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders inmiddels is beëindigd, hebben zich nadien dermate veel ontwikkelingen voorgedaan dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om de verzoeken toe te wijzen en te bepalen dat verzoekers de tijdelijke bescherming behouden totdat op het door hen ingestelde beroepen is beslist. Dit komt ook overeen met de voorlopige voorziening zoals die op 2 april 2024 door de voorzitter van de Afdeling is getroffen en betekent dat verzoekers gelijk worden behandeld, ongeacht of ze een hoger beroep procedure bij de Afdeling hebben lopen, of een beroep bij deze rechtbank.
10. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoekers voorlopig niet uit Nederland hoeven te vertrekken, dat zij hun recht op opvang behouden en dat zij mogen blijven werken.
11. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden voor zover verzoekers zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener.