ECLI:NL:RBDHA:2024:4786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
NL24.8867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor derdelanders uit Oekraïne in afwachting van rechtszaak

Op 4 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op derdelanders uit Oekraïne die tijdelijk verblijfsrecht hadden. Deze uitspraak betreft negentig verzoekers die in afwachting zijn van hun rechtszaak en die bescherming vragen tegen uitzetting. De voorzieningenrechter heeft besloten om de verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen, zodat de verzoekers hun tijdelijke bescherming behouden totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in hun beroepsprocedures. Dit besluit is genomen in het licht van recente ontwikkelingen, waaronder een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelde dat de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders op 4 maart 2024 eindigde. De voorzieningenrechter heeft echter geconstateerd dat er veel onduidelijkheid en verschillende oordelen zijn over de toepassing van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, wat aanleiding gaf om de verzoeken toe te wijzen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten voor verzoekers die zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener. Deze uitspraak geldt voor alle negentig verzoekers en wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.8867 e.a. (zie bijlage)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 april 2024 in de zaak tussen

90 verzoekers,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of ‘derdelanders’ uit Oekraïne die daar een tijdelijk verblijfsrecht hadden, voorlopig nog tijdelijke bescherming behouden in afwachting van hun procedure bij de rechtbank. De voorzieningenrechter beslist in deze uitspraak in één keer in de zaken van een grote groep derdelanders, zodat duidelijkheid bestaat over hun rechten en plichten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Derdelanders die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, kregen hier tijdelijke bescherming op grond van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] . Het gaat in deze uitspraak om de groep derdelanders die zich vóór 19 juli 2022 in de basisregistratie personen hebben ingeschreven.
3. In een uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. [2]
3.1
Bij uitspraak van 28 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats dit oordeel gevolgd. [3] Een aantal andere zittingsplaatsen is echter tot andersluidende oordelen gekomen en de zittingsplaats Amsterdam heeft op 29 maart 2024 prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de uitleg van artikel 6 van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [4]
3.2.
Vervolgens heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling op 2 april 2024 in zes zaken een voorlopige voorziening getroffen. [5] In die uitspraken is gewezen op de verwijzingsuitspraak van zittingsplaats Amsterdam en de uiteenlopende en verschillende oordelen van andere zittingsplaatsen van deze rechtbank. Daarin ziet de voorzitter van de Afdeling aanleiding om de beantwoording van de prejudiciële vragen af te wachten. Om die reden is bepaald dat de betreffende vreemdelingen niet worden uitgezet en dat zij worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hen van toepassing is, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft verder kennis genomen van de brief van 3 april 2024 van de staatssecretaris aan gemeenten waarin hij schrijft dat de door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen voorzieningen alleen betrekking hebben op de zes betreffende vreemdelingen en dat gemeenten door kunnen gaan met het beëindigen van de opvang van andere derdelanders, zolang in individuele zaken geen ordemaatregel of voorlopige voorziening is getroffen. [6]
4. Een groot aantal derdelanders heeft bij de rechtbank Den Haag beroep ingesteld tegen het eindigen van hun tijdelijke bescherming. Velen hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om in afwachting van de beroepsprocedure een voorlopige voorziening te treffen. [7] Bij de zittingsplaats Arnhem zijn op dit moment verzoeken van negentig van deze derdelanders geregistreerd. [8]
5. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris om een reactie gevraagd. Die heeft op 4 april 2024 bericht dat hij onverkort het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 17 januari 2024 als uitgangspunt neemt. Hij heeft echter ook kennis genomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 2 april 2024 en wacht het oordeel van de voorzieningenrechter van deze zittingsplaats af. Hij neemt voor het overige geen inhoudelijk standpunt in.
6. Omdat het op zeer korte termijn niet mogelijk is om op al deze verzoeken afzonderlijke beslissingen te nemen, doet de voorzieningenrechter in één uitspraak alle lopende verzoeken af. Deze uitspraak wordt vandaag gepubliceerd op rechtspraak.nl.
In de bijlage bij deze uitspraak staan alle zaaknummers waarop deze uitspraak betrekking heeft. Derdelanders die een verzoek om voorlopige voorziening hebben gedaan dat aan deze zittingsplaats is toegedeeld, hebben eerder al een bevestiging ontvangen met een zaaknummer. Aan de hand daarvan kunnen zij aantonen dat deze uitspraak ook geldt voor hun procedure. Deze uitspraak zal daarnaast ook in al deze zaken individueel bekend worden gemaakt.
7. Gelet op de onder 3. tot en met 3.3 geschetste ontwikkelingen en met name het bericht van de staatssecretaris dat gemeenten de beëindiging van opvang van derdelanders kunnen voortzetten, is sprake van onverwijlde spoed in de zin van artikel 8:83, vierde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de voorzieningenrechter uitspraak zal doen zonder een zitting te houden. [9]
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
9. Hoewel deze zittingsplaats in de onder 3.1 genoemde uitspraak heeft geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders inmiddels is beëindigd, hebben zich nadien dermate veel ontwikkelingen voorgedaan dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet om de verzoeken toe te wijzen en te bepalen dat verzoekers de tijdelijke bescherming behouden totdat op het door hen ingestelde beroepen is beslist. Dit komt ook overeen met de voorlopige voorziening zoals die op 2 april 2024 door de voorzitter van de Afdeling is getroffen en betekent dat verzoekers gelijk worden behandeld, ongeacht of ze een hoger beroep procedure bij de Afdeling hebben lopen, of een beroep bij deze rechtbank.
10. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoekers voorlopig niet uit Nederland hoeven te vertrekken, dat zij hun recht op opvang behouden en dat zij mogen blijven werken.
11. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden voor zover verzoekers zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken toe;
- bepaalt dat de verzoekers worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hen van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op de beroepen;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekers die zich hebben laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener, tot een bedrag van € 875,- per verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.

BIJLAGE: ZAAKNUMMERS

NL23.24882
NL23.24885
NL23.25872
NL23.25879
NL23.24775
NL23.25275
NL23.25326
NL23.25336
NL23.25396
NL23.26065
NL23.26095
NL23.26164
NL23.26441
NL23.26559
NL23.26623
NL23.26630
NL23.26670
NL23.26716
NL23.26720
NL23.26810
NL23.26948
NL23.27101
NL23.27103
NL23.27181
NL23.27189
NL23.27201
NL23.27424
NL23.27462
NL23.27767
NL23.28130
NL23.28359
NL23.29197
NL23.37908
NL24.6325
NL24.6597
NL24.7326
NL24.7381
NL24.7384
NL24.7386
NL24.7543
NL24.7740
NL24.7746
NL24.7780
NL24.8421
NL24.8439
NL24.8441
NL24.8443
NL24.8445
NL24.8447
NL24.8769
NL24.8771
NL24.8787
NL24.8831
NL24.8840
NL24.8842
NL24.8867
NL24.8902
NL24.8985
NL24.9069
NL24.9120
NL24.9161
NL24.9217
NL24.9251
NL24.9267
NL24.9273
NL24.9553
NL24.9563
NL24.9768
NL24.10773
NL24.10955
NL24.11054
NL24.11087
NL24.11185
NL24.11737
NL24.12108
NL24.12148
NL24.12228
NL24.12232
NL24.12234
NL24.12243
NL24.13140
NL24.13188
NL24.13201
NL24.13245
NL24.13938
NL24.13995
AWB 23/10036
AWB 23/10107
AWB 23/10109
AWB 23/10190
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
5.Onder meer ECLI:NL:RVS:2024:1366.
6.Kenmerk 5377685.
7.Dat maakt in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk.
8.Sommige derdelanders hebben meerdere procedures tegelijk lopen. In dat soort gevallen volstaat de voorzieningenrechter met uitspraak in één van deze procedures.
9.Artikel 8:83, vierde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.