ECLI:NL:RBDHA:2024:5377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
NL23.24895
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor derdelander uit Oekraïne met tijdelijke bescherming

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 april 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne beoordeeld. De verzoeker, die tijdelijk verblijf had in Nederland op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, had eerder een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen waarin zijn tijdelijke bescherming per 4 september 2023 werd beëindigd. Na het indienen van beroep heeft de staatssecretaris dit besluit op 30 januari 2024 ingetrokken, maar op 7 februari 2024 werd een terugkeerbesluit genomen, waarin werd gesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 zou eindigen en dat de verzoeker Nederland binnen vier weken moest verlaten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening gegrond verklaard, omdat onverwijlde spoed dat vereiste. De rechter heeft vastgesteld dat de situatie van de verzoeker gelijk te stellen is aan die van andere personen waarvoor eerder een voorlopige voorziening was getroffen. Hierdoor hoeft de verzoeker voorlopig niet uit Nederland te vertrekken, behoudt hij zijn recht op opvang en mag hij in Nederland blijven werken.

De voorzieningenrechter heeft ook een eerdere ordemaatregel in overweging genomen, waarin de staatssecretaris al was veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor een aanvullende proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24895

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1
Verzoeker behoort tot de groep derdelanders met een tijdelijke verblijfsrecht in Oekraïne die na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en hier tijdelijke bescherming kregen op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [1]
1.2.
Bij besluit van 24 augustus 2023 heeft de staatssecretaris deze tijdelijke bescherming van verzoeker per 4 september 2023 beëindigd. Verzoeker heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Op 30 januari 2024 heeft de staatssecretaris het besluit van 24 augustus 2023 ingetrokken. Verzoeker heeft vervolgens op 6 februari 2024 zijn beroep ingetrokken.
1.3.
Bij besluit van 7 februari 2024 (het terugkeerbesluit) heeft de staatssecretaris aan verzoeker medegedeeld dat de tijdelijke bescherming van verzoeker van rechtswege op 4 maart 2024 eindigt en dat hij binnen vier weken na deze datum Nederland moet verlaten.
1.3.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit terugkeerbesluit. [2] De rechtbank heeft het nog openstaande verzoek om een voorlopige voorziening om proceseconomische redenen aangemerkt als een verzoek hangende dit beroep.
1.4.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4]
3. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 april 2024. [5] Voor de personen in deze uitspraak is een voorlopige voorziening getroffen. De situatie van verzoeker is gelijk te stellen aan de situatie van de personen waarvoor een voorlopige voorziening is getroffen.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening daarom toe. Het treffen van de voorlopige voorziening betekent dat verzoeker voorlopig niet uit Nederland hoeft te vertrekken, dat hij zijn recht op opvang in Nederland behoudt en dat hij in Nederland mag blijven werken.
5. Ten aanzien van verzoeker is op 31 augustus 2023 een ordemaatregel getroffen, waarin de staatssecretaris al is veroordeeld in de door verzoeker redelijkerwijs gemaakte proceskosten voor het indienen van het verzoekschrift. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een aanvullende proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat verzoeker wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem van toepassing is, tot uitspraak is gedaan op het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.P.H. Evers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
2.Zaaknummer NL24.15684.
3.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.